as verschillende en een even ellendig
leven leidende. Zij zijn allen zachtaardig en zorgeloos; verregaande
traagheid is bij allen de heerschende eigenschap. Zonder eenigen
twijfel zouden al deze wilden voor zichzelven en voor hunne gezinnen
het noodige onderhoud kunnen verdienen, indien zij op de chineesche
plantages wilden werken, waar zij bovendien tegen aanvallen van
wilde dieren en van de Maleiers beveiligd zouden zijn; maar de
arbeid, en bovenal de vaste regelmatige arbeid is voor hen eene
straf, die hun alleen door geweld kan worden opgelegd. Veel liever
blijven zij in hunne hutten op den grond liggen, rookende en betel
kauwende; slechts de prikkel van den honger kan hen uit die dommelige
verdooving wekken. Toch weten zij zeer goed, aan welke gevaren deze
levenswijze hen blootstelt. Dikwijls genoeg worden deze ongelukkigen
door de Maleiers overvallen, die hunne vrouwen en kinderen wegvoeren,
en hen zelven tot slaven maken. Deze aanslagen worden wel gestreng
gestraft, wanneer zij ter kennis van de regeering komen; maar hoe
zou de regeering te Malakka kennis kunnen dragen van alles wat in de
binnenlanden, in het hart der bosschen, voorvalt? Ook al gelukt het
den gevangene te ontsnappen, dan weet hij toch niet tot wien zich te
wenden om recht te verkrijgen.
Den 10_den_ Juli nemen wij afscheid van den heer Rolland en keeren naar
Malakka terug, langs denzelfden weg dien wij gekomen zijn, maar dien
wij toen niet hebben kunnen zien, omdat wij 's nachts reisden. Deze
weg, die om de geheele provincie loopt, nu eens door de bosschen,
dan weer door plantages, wordt zeer goed onderhouden en door posten
van mata-mata bewaakt. Wij komen door verschillende maleische dorpen,
die allen op elkander gelijken: in het midden een paar winkels van
chineesche kooplieden, een politiewachthuis, en verder, te midden van
struikgewas, bloeiende heesters en kokospalmen, omringd door buffels
en die sierlijke bultige inlandsche runderen, de verspreide hutten,
waarin het overdag altijd stil is, maar waaruit u des avonds vaak
melodisch gezang tegen klinkt. Door den prikkel van godsdienstigen
waanzin opgezweept, en in de woede van het gevecht, is de Maleier
vaak ontembaar woest en onverschrokken, maar in het gewone leven is
hij zachtaardig en boven alles op zijn gemak gesteld. Onder zijne
veranda gezeten, rookt hij zijn sigaar en wiegt zijne kinderen, uren
achtereen, terwijl de vrouw hout hakt, water put en alle huishoudelijke
werkzaamheden ver
|