eeren door en door kennen.
Reeds den volgenden morgen, dank zij de bemoeiingen van den gouverneur
en van don Cypriano, meldt zich een gezelschap Negritos bij ons
aan. Deze wilden stellen een onbepaald vertrouwen in den heer Chaves,
die hen, langs bedaarden, verstandigen weg en zonder dwang, heeft
weten te bewegen om het spaansche gezag te erkennen, zonder van hen
de belasting te vorderen, die zij niet in staat zijn op te brengen.
De Negritos, die ons komen bezoeken, zijn naakt, met uitzondering
van hun opperhoofd, die wel geen pantalon, maar daarentegen een rok
naar de mode van het jaar '30 draagt, benevens een zwarten hoed,
waarvan de zijde naar den verkeerden kant is geborsteld. Hoewel zij
in het minst geene vrees koesteren, hebben deze arme drommels toch
in hun voorkomen en houding iets van de honden van akrobaten, die
geduldig het oogenblik afwachten, waarop een zweepslag hun het teeken
geeft om door een hoepel te springen. Wij bieden hun verschillende
geschenken aan; terwijl mevrouw del Rosario hun een stevigen maaltijd
laat voorzetten en vriendelijk met hen praat. Weldra is nu het ijs
gebroken; het opperhoofd zegt dat wij, zoowel hier als in de bergen,
met hem en zijn stam kunnen doen wat wij verkiezen: van de vrienden
van den alcade en den escribano heeft hij geen kwaad te vreezen.
De Negritos zijn zwart-bruin van kleur en hebben daardoor, zoowel als
door hun wollig kroes-haar, veel overeenkomst met de negers van Afrika
en ook met de bewoners van Nieuw-Guinea, waarvan zij toch ook weder
in belangrijke punten verschillen. De vorm van hun schedel is breed;
hunne gestalte is buitengewoon klein: volgens onze waarnemingen,
is de gemiddelde grootte bij de mannen 1.48 M. en bij de vrouwen 1.46
M. Hun smalle borst, hun magere beenen zonder kuiten en hun naar binnen
gebogen voeten geven hun een voorkomen van zwakte en onbeholpenheid;
zij zien er echter in het minst niet terugstootend uit en zijn niet
veel onzindelijker dan de inboorlingen op het schiereiland Malakka. Dat
zijn de voornaamste kenmerken van deze vroegere bezitters van den
grond, die weleer al de Philippijnen bevolkten en wier gebied zich
vermoedelijk nog veel verder uitstrekte, daar de heeren de Quatrefages
en Hamy de eigenaardige kenmerken van hun ras hebben terug gevonden bij
sommige schedels in Indie en in Japan. Om hunne levenswijze en hunne
gebruiken te leeren kennen, zullen wij hen in hunne bergen opzoeken.
Na een langen rit midden door de rijst
|