der _Messageries maritimes_, verschijnt aan boord en neemt
ons mede naar zijne gastvrije en smaakvolle woning, waar wij een
alleraangenaamsten dag doorbrengen.
Den 15_den_ Juli begeven wij ons aan boord van de _Panay_, die geregeld
tusschen Singapore en Manilla vaart.
II
Het eiland Lucon.
Den 21_sten_ Juli voeren wij de baai van Manilla binnen, die ten westen
wordt bestreken door de hoogten van de sierra de Mariveles. Twee uren
later bespeurden wij, te midden van het weelderige groen, de roode
daken van de hoofdstad der Philippijnen, schilderachtig rustende aan
den voet van blauwachtige bergen.
Nauwelijks heeft de _Panay_ het anker laten vallen, of onze landgenoot,
de heer Louis Genu, agent te Manilla van het huis Guichard en Zoon
te Parijs, van onze aankomst verwittigd, verschijnt op het dek en
neemt ons mede. Gedurende onze tweejarige reis zullen wij dikwijls
genoeg met den heer Genu in aanraking komen, en steeds zullen wij
in zijn huis hetzelfde vriendelijke en hartelijke onthaal vinden,
terwijl zijne grondige bekendheid met menschen en toestanden in het
vreemde land ons van onschatbaar nut zal zijn. Toen ik eindelijk ziek
bij hem terugkwam, vond ik daar eene zoo zorgvuldige verpleging,
dat ik ongetwijfeld mijne gezondheid zou hebben terug gekregen,
indien niet de door het tropische klimaat veroorzaakte krankheden,
zoodra zij zekeren graad van ontwikkeling bereikt hebben, den terugkeer
naar Europa volstrekt noodzakelijk maakten.
De stad Manilla gaat tegenwoordig snel vooruit; vroeger beperkt
binnen de wallen der oude vesting aan den linkeroever der rivier,
is de eigenlijke stad thans omringd door een gordel van zeer
aanzienlijke voorsteden, waarvan sommigen zich tot de naburige dorpen
uitstrekken. De bevolking der stad, de voorsteden daaronder begrepen,
bedraagt vijf-en-zeventigduizend zielen. Over het algemeen kan men
zeggen, dat de kolonie steeds in vrij bloeienden toestand verkeerd
heeft: natuurlijk met uitzondering van enkele minder gelukkige
tijdvakken, die trouwens in de geschiedenis van geen enkel land
worden gemist. Deze voorspoed is ongetwijfeld te danken aan de wijze
van bestuur, die reeds aanstonds door de koloniale regeering werd
ingevoerd en waarbij rekening werd gehouden met den volksaard en de
eigenaardigheden der inboorlingen.
De eer van de ontdekking der eilandengroep komt aan den onsterfelijken
Magelhaens toe; maar de groote zeevaarder had nauwelijks den tijd om
zijne ontdekkin
|