er vruchtbaar
uit. Eigenaardig zijn de vele reclames, op groote borden overal
langs den spoorweg geplaatst. Soms zijn het meer dan levensgroote
menschenfiguren, dan weer enorme flesschen of theepotten of rijwielen,
niet altijd even artistiek, ook ziet men wel hoog tegen de groene
bergen geweldig groote, witte Japansche karakters afsteken,
die den roem van de eene of andere bier- of theesoort mijlen ver
verkondigen. Ten 12.25 verlieten wij te Kyoto den trein. Dat gaat in
Japan zeer gemakkelijk: zoo'n biljet is nl. vijf dagen geldig, het te
laten afteekenen onnoodig. Ook hebben de reizigers 50 kilo bagage vrij.
Kyoto is een groote stad met +- 350000 inwoners. Bijna elf eeuwen
lang was het de hoofdstad van het rijk, totdat in 1869 de zetel der
regeering naar Tokyo verlegd werd.
Wij reden, natuurlijk weder per ricksja, de geheele stad door naar
het Kyoto-hotel. Dit is zeer mooi gelegen, en biedt een ruim uitzicht
aan over de stad met hare ontelbare, grillig gevormde daken, en met
de bergen tot achtergrond.
Na de lunch gingen wij er op uit, om wat van Kyoto te zien. Het eerst
naar de Hongan-ji, een Boeddha-tempel.
Het Boeddhisme, in de 6de eeuw uit Voor-Indie via China in Japan
ingevoerd, is heden ten dage de meest populaire godsdienst. Het is
verdeeld in 12 secten, die tezamen meer dan 70000 tempels bezitten,
met 60000 bonzen (priesters).
Een vlucht van drie breede, steenen trappen bracht ons bij den
eigenlijken tempel, waaromheen weer kleinere gebouwen zijn, die
tezamen eene groote uitgestrektheid beslaan met tuinen er rondom,
waarin vijvers, bloemperken, enz. Voor wij binnengingen, werden ons
een paar rood-linnen overschoenen aangetrokken met vervaarlijke punten
(zoo ongeveer als de hofnar van Lodewijk XIV moet hebben gehad),
en daarna werden we in het binnenste van den tempel toegelaten.
Het daglicht drong slechts getemperd tot hier door en het was er
doodstil. Bewonderend keken wij rond. Een altaar, schitterende
van goud, zilver, koper en lakwerk in alle kleuren, een prachtige
troonhemel voor den opperpriester, groote bronzen stellages met tal
van koperen klokjes behangen, vreemdsoortig snij- en lofwerk, nooit
geziene muziekinstrumenten ... dat alles bracht ons in verwarring.
Ter zijde van het altaar een groot, koperen beeld van Boeddha, de
beenen gekruist onder het lijf en de handen in den schoot met de
palmen naar boven en de knokkels tegen elkaar, den indruk gevende
van intense, passieve, passielooze
|