ere een handvat met
koperen belletjes. Dan hurkten zij weer neder, bogen ten dank eenige
malen diep met het hoofd op den grond, en zaten verder zwijgend en
bewegingloos te wachten.
In het mausoleum van Iyeyasu, een beroemden "Shogun", bewonderden
wij het prachtige snijwerk van deuren en plafonds, voorstellingen
van beesten, vogels--waarbij de ibis een groote rol speelt--bloemen,
vruchten, enz.
Onze schoenen moesten wij buiten de deur uittrekken; binnen heerschte
een doodsche stilte en een mystiek halfduister, waarin het goud en
koper van altaren en beelden een vreemden glans verkreeg.
Nog meer uitgesneden en beschilderde paneelen, elk weer een andere
teekening vertoonende; nog meer begraafplaatsen van vermaarde
"Daimyo's"; nog meer beelden van vroegere oorlogshelden, half naakt
en nu eens groen, dan blauw van kleur, met woeste, grijnzende trekken
en gespannen boog of getrokken zwaard. In een gebouw hing zelfs een
schilderij van een modern slagschip en zat een symbolieke adelaar
op den mond van een snelvuurkanon. Is het wonder, dat de Japanner
slechts overwinnen of sterven kent, ondanks de leer van Boeddha,
die verbiedt te dooden?
En langs de grijze, verweerde steenen trappen, waarop mos van eeuwen
her, opklimmende naar weer andere poorten, naar weer fraaie torens,
heeft men het oerwoud rondom.
Er waren vele bezoekers en de pleinen en gangen begonnen zich al te
vullen met de deelnemers aan de jaarlijksche processie, gehouden
ter nagedachtenis van Iyeyasu. Kleurige altaren en banieren,
wonderlijke kleedingstukken en hoofddeksels, antieke wapens en
wapenrustingen,... het beloofde een interessant schouwspel te zullen
geven. Wij konden er helaas niet van genieten, daar de tijd van vertrek
naderde. Alras waren wij op weg naar het station, na onze bagage te
hebben gehaald van het Kanaya-hotel, dat ik niet licht zal vergeten.
En dat niet wegens zijn onovertrefbare tomatensoep, niet om
zijn overheerlijke zalm uit het bergmeer, noch om zijn delicieus
pijnappelijs, zelfs niet wegens de donkere amandel-oogen zijner
bekoorlijke, dienende geesten, die der volmaaktheid nabij komen en den
onuitgesproken wensch gehoorzamen, maar enkel om het onvergelijkelijk
natuurschoon in zijne nabijheid, om den zorgen-bannenden invloed
zijner paradijsachtige omgeving.
En gij, globe-trotter, die geluisterd hebt naar het zoet-vloeiende
"Dormi o bella" van den gondelier in den Venetiaanschen toovernacht en
bij maanlicht den Nijl zijt af
|