ijks
vele vreemdelingen Japan bezoeken. Het verwonderde mij daarom, dat
wij altijd nog de aandacht trokken. Vaak merkte ik op, dat moeders
ons hunnen kinderen aanwezen. Of dat steeds met even vleiende woorden
gepaard ging, durf ik betwijfelen. Misschien vertelden zij de kleinen
wel, dat dat nu "die blanke barbaren met hunne leelijke, ronde oogen"
waren, of dat zoo ongeveer de groote Russen er uitzagen, die van de
kleine Japanners zoo leelijk op hun gezicht kregen.
Stonden wij b.v. in een winkel, die veelal over dag aan de straatzijde
geheel open is, dan verzamelde zich al spoedig een groepje menschen
er voor en keek nieuwsgierig naar ons, maar week beleefd op zijde,
als wij weer op straat kwamen. Was de winkelier soms aan het einde van
zijn Engelsch gekomen, dan trad gewoonlijk iemand uit het publiek, die
zich daartoe bekwaam achtte, naar voren en deed dienst als tolk. Hij
glom dan van genoegen, zeker evenveel door het toonen van zijn kennis
als het believen van den vreemdeling.
Over het algemeen spreken in Japan de lieden, die met Europeanen in
aanraking komen, vrij goed Engelsch en dat is maar goed ook. Want
hunne taal leert men niet spoedig, vooral omdat zij vreemde
karakters gebruiken. In de havenplaatsen worden op uithangborden,
naamplaatjes enz. wel altijd de gewone letters er onder gezet--waarbij
soms vermakelijke fouten worden gemaakt--doch in het binnenland
ziet men zulks zelden. En met gebarentaal ondervond ik altijd
moeilijkheden. Niemand heeft die taal geleerd, hoewel elk haar kent,
maar ieder kent blijkbaar een verschillende. Wanneer ik iets duidelijk
meende uitgelegd te hebben, zoodat mijns inziens geen vergissing
mogelijk was, bleek de andere iets geheel anders te hebben begrepen. En
beiden vonden wij het erg dom en onbegrijpelijk van elkaar.
Om half vijf waren wij weer in Kyoto terug en gingen eten in het reeds
genoemde restaurant, waar men een zeer goede, europeesche tafel krijgt
voor niet veel geld.
Daarna bezochten wij een "Shibai" (theater). Kyoto is de bakermat
der Japansche tooneelkunst. Een zijner inwoners verzamelde eeuwen
geleden jongens en meisjes, die dansen konden, en deed hen opkomen
op een stellage te midden van een grasveld. Vandaar de naam Shibai,
d.i. "zittende op het gras".
In de zoogenaamde Theater-straat, die men hier in alle groote steden
aantreft, is het dag en nacht een vroolijk gewoel, een kleurengewemel
van prachtige zijden vlaggen, die, zeer lang en zeer smal, van hoo
|