ep, herhaaldelijk uitroepende: "Stop! I
will kill you". Voor hij evenwel aan zijn voornemen gevolg gaf,--gekund
had hij het al lang--verscheen er een krantenjongen op het tooneel,
beschermde het meisje en ontrukte den woestaard zijn wapen, die toen
z'n jas uittrok en z'n tegenstander te lijf wilde, totdat deze hem in
de knie schoot. Daarna kwam een andere Engelschman op. Deze wenkte
een ricksja, welks bestuurder in zijn zenuwachtigheid heelemaal den
gewonde niet hielp, doch ouder gewoonte eerst 'n voertuig afstofte
en, nadat de wonde over alles heen met een zakdoek verbonden was,
den snooden belager der onschuld langzaam wegvoerde, terwijl het
meisje met haren bevrijder verdween.
Verscheidene blikken wendden zich naar boven om te zien, hoe wij die
scene opnamen. Natuurlijk schaterden wij het uit.
Intusschen was het al laat geworden. Wij reden naar het station en
namen te kwart na twaalf den nachttrein naar Nagoya.
Daar de beide banken van het rijtuig overlangs stonden en er slechts
een passagier was, hadden wij ruimte genoeg. Een trein-beambte trok
onze schoenen uit en bracht ons een paar sandalen benevens een
waaier, en weldra staken wij de wacht op, n.l. de wacht te kooi,
na den man order te hebben gegeven, ons een half uur voor aankomst
te "porren". En terwijl de trein in den helderen maannacht met ons
voortsnelde, voorbij Baba, Kusatsu, Osaki en Gifu, sliepen wij gerust.
's Morgens om 5 uur waren wij te Nagoya, een stad met ongeveer
1/4. millioen inwoners en bekend om hare porcelein-fabrieken en
zijde-weverijen. Ons eerste bezoek gold het Kasteel, hetwelk dagteekent
uit het begin der 17de eeuw. Het bestaat uit vijf verdiepingen,
opgetrokken in den interessanten Japanschen bouwstijl, en is omringd
door breede, hoewel droge grachten en enorm dikke steenen wallen.
Boven op de nok staan twee gouden dolfijnen, die nog heden ten
dage met dezelfde glorieuse pracht in het zonlicht glinsteren als
voorheen. Hunne hoogte is 2,5 Meter; zij zijn gemaakt van oude,
Japansche goudstukken en worden gezegd eene waarde te vertegenwoordigen
van f 4.000.000. Een er van is in 1873 op de tentoonstelling te Weenen
te zien geweest.
Daar wij geen permissie hadden het Kasteel te betreden,--waarvoor
eene aanbeveling van den gezant te Tokyo noodig is--moesten wij
ons met den buitenkant vergenoegen en onze fantazie te hulp roepen
om eene voorstelling te krijgen van de pracht, die er binnen moet
heerschen. Het behoort aan de keizerli
|