an den _mijne_ denken.--EULALIE: Maar
als 't nu eenmaal in dit stadium is gekomen dat er een voor een ander
moet wijken, dan is 't toch ook niet meer dan billijk dat de vrouw
toegeeft aan haar echtgenoot.--XANTIPPE: Als _hij_ tenminste werkelijk
echtgenoot mag heeten, die mij beschouwt als zijn dienstmeid.--EULALIE:
Maar zeg eens, Xantippe, is je man later opgehouden te dreigen met
klappen?--XANTIPPE: Ja, en dat is maar goed ook, want hij zou slaag
gehad hebben.--EULALIE: Maar ben jij toen ook niet opgehouden met
kijven?--XANTIPPE: Neen en ik ben ook niet van plan er mee op te
houden.--EULALIE: En wat doet hij dan onderwijl?--XANTIPPE: Wat? Nu,
soms slaapt hij eens en droomt als een mensch; soms doet hij niets dan
lachen; dikwijls grijpt hij een muziekinstrument, waarop nog maar drie
snaren zitten en terwijl hij daarop tokkelt zoo hard hij kan, tracht hij
mijn woorden te overstemmen.--EULALIE: En dat hindert je dan toch
zeker?--XANTIPPE: Meer dan ik je zeggen kan. Soms kan ik mijn handen
maar met moeite thuis houden.--EULALIE: Lieve Xantippe. Permitteer je me
dat ik eens heel vrijuit met je spreek?--XANTIPPE: Zeker.--EULALIE: Jij
moogt dat dan over mij ook doen. De omgang dien wij bijkans van de wieg
af met elkaar gehad hebben, brengt dat mee.--XANTIPPE: Je hebt gelijk;
geen van mijn vriendinnen had ik ooit meer lief.--EULALIE: Hoe je man
ook moge wezen, bedenk dit: je hebt niet het recht om te veranderen.
Vroeger was bij onherstelbare tweespalt de echtscheiding een uiterste
redmiddel. Dat is nu uit. Tot aan den laatsten levensdag moet een
echtgenoot ook je man blijven, en gij de vrouw van uw man.--XANTIPPE: Ik
wou dat God de menschen strafte die ons 't recht om te scheiden hebben
afgenomen.--EULALIE: Spreek niet zoo, Christus heeft 't zoo
ingesteld.--XANTIPPE: Dat kan ik haast niet gelooven.--EULALIE: 't Is
toch zoo. Nu schiet er niets anders over dan dat gij beiden u op
eendracht toelegt, door u te schikken naar elkanders karakter en
aard.--XANTIPPE: Maar hoe kan ik mijn man veranderen?--EULALIE: 't Hangt
heel veel van de vrouwen af, hoe de mannen zijn.--XANTIPPE: Ben _jij_
dan goed met jouw man?--EULALIE: Nu is alles in orde.--XANTIPPE: Dus was
er in den beginne ook wel onraad?--EULALIE: Nooit stormde het. Maar toch
waren er, zooals dat onder menschen wel meer gaat, eenige wolkjes aan
den horizon, wolkjes die een storm hadden kunnen verwekken, wanneer dat
niet door kalm overleg was voorkomen. Ieder heeft zoo zijn
eige
|