Die daad is tegen het willekeurig recht, tegen goddelijke of
menschelijke wet, die niet overeenkomstig is aan die wet. Als voorbeeld
zou men kunnen nemen, een wet die bepaalt, dat wij iets van het onze, en
in zoover dit het onze blijft, aan een ander moeten geven. Handelt men
in strijd hiermede, dan misdoet men tegen een positieve, niet tegen een
natuurwet. Men laat ieder het "zijne" maar men geeft niet van het
"zijne" hetgeen de wet "in casu" gebiedt.
Om een voorbeeld hiervan te geven, de verplichting die een volk, ten
overstaan van ambassadeurs van andere volken heeft, zijn niet
natuurrechtelijk, maar volkenrechtelijk.
"Hactenus", zoo zegt Grotius (l. 2. c. 18.) als hij gaat spreken over
"de legationem jure", "ea memoravius, quae ex jure naturae debentur
nobis, [93] paucis dumtaxat, additis de gentium jure voluntario ...
Bestat veniamus ad obligationes, quas ipsum per se jus illud gentium,
quod voluntarium dicimus induxit." [94]
De leer van Grotius over het eigendomsrecht, over den staat en het
staatsgezag, over het strafrecht, zullen natuurlijk niets anders zijn
dan een toepassing dezer ideeen. Pour la societe internationale comme
pour les Etats particuliers, toute la vie sociale, tout le droit social,
relevent en definitive, de la souverainite de la conscience
individuelle, en d'autres termes du droit individuel, zegt met alle
recht Charles Perin. [95]
#Grotius' Theorien over Eigendomsrecht, Staat en Strafrecht.#
_I. Het Eigendomsrecht_
Een volkomen rechtsbevoegdheid bezit de mensch over zijn leven, over
zijne ledematen, zijn lichaam, zijn eer en faam en kuischheid. Dit alles
is van nature het zijne; het vormt immers als een geheel met zijne
persoonlijkheid. Iets anders is het wat betreft de goederen dezer aarde.
Deze zijn onderscheiden van den mensch, niet een met hem; zij zijn ook
niet door hem voortgebracht. Daarom kan hij die goederen "de zijne" niet
noemen. Hun heer en meester is God, Die ze geschapen heeft. God echter
gaf den mensch het recht die goederen te gebruiken en zoo is 's menschen
rechtsbevoegdheid over het aardsche ontstaan.
Hoever gaat die rechtsmacht? Het is een den mensch gegeven rechtsmacht,
zij is derhalve in zoover zij gegeven is; daarom welk recht heeft God
gegeven?
Aan dezen mensch heeft God niet dit, aan genen niet dat toegedeeld; aan
de geheele menschheid heeft Hij gegeven de geheele aarde. Het bezit was
daarom in den beginne communistisch, een privaat eigendo
|