om echter?
Wij zijn het niet eens met Glafey [233], voor wien Grotius' grootheid
hierin bestaat, dat hij zoowat het eerst iets wetenschappelijks te berde
bracht over natuur-en volkenrecht. Alles wat de scholastieken gezegd
hadden over deze onderwerpen, had, volgens zijn bewering, volstrekt geen
waarde. Wat de oudheid hierover ons naliet, was van weinig beteekenis.
Schmausz [234], Van Kaltenborn [235], Nijs [236] en Gierke [237] hebben de
meening van Glafey voor eens en voor goed weerlegd; zij bewezen, dat de
geschiedenis der rechts-en staatswetenschappen, zelfs die van het
volkenrecht, van voor Grotius dateert.
Er was een Thomas geweest, een Ferd. Vasquez, [238] een Suarez; [239]
Molina [240], Leon-Lessius [241], Didacus Covarruvias [242] Dominicus
Soto, [243] Albertus Bolognetus [244]. Voor Grotius schreef reeds
Melanchton [245], Stephani, [246] Meissner [247], Oldendorp [248],
Wincler [249], Hemmingius [250], Jean Bodin [251], Althusius om enkele der
meest bekenden te noemen, uit de middeleeuwen en den voor-grotiaanschen
tijd.
"Die controverse, ob und wie weit," gelijk Gierke [252] zegt, "Wille
(voluntas) oder Vernunfteinsicht (intellectus), die eigentliche Substanz
des Naturrecht und darum zuletzt alles rechtes ist," bestond reeds voor
Grotius. Zulke discusies bewijzen toch wel, dat men zeer ernstig nadacht
over het natuurrecht, en dat er aangehouden begrippen bestonden omtrent
zijn aard en wezen. Met scherpte waren reeds de voornaamste stellingen
der staatsleer omlijnd geworden.
Zoo wat de theorie van het staatsverdrag betreft, die ten grondslag ligt
aan Grotius' staatsleer, ook zij was door Grotius' voorgangers
uitgewerkt.
Het is in de 16e eeuw vooral, dat deze theorie, reeds vroeger door
enkelen verdedigd, haar rol begint te spelen, en de gedachten
beheerscht. Vooral aan Althusius was het te danken.
De burgerlijke gemeenschap, de staat, berust voor dezen, op een daad
van den menschelijken wil; die daad splitst zich in twee "in die beiden
Glieder des Gesellschaftvertrages", gelijk Gierke [253] zegt, "und des
Herrschaftsvertrages".
Is er eene wettige staatsmacht, dan is er een overheidscontract vooraf
gegaan. Dit volgde uit zijn beginsel: alle recht der overheid kan zich
alleen gronden op een vrijwillige en contractueele onderwerping der
gezamelijke onderdanen.
Geen heerschappij is rechtmatig, tenzij die, welke "legitimo et
ordinaris jure a populo et communitate manasse constat" dit hield ook
Su
|