niet op, de Groot als den vader van het natuurrecht te
beschouwen, op titel van deze stof het eerst wijsgeerig te hebben
behandeld. Beter noemde men hem eenvoudig den "epocheman", den
baanbreker, voor een nieuwe wijsgeerige richting.
Wat een andere bewering betreft, deze nl., dat de Groot de scheiding van
moraal en recht wel niet voltrokken zou hebben, maar toch onder de
voorloopers van Thomasius en Kant zou zijn te rekenen, ook dit is
onwaar; want de Groot wil, dat ook de rechtsplichten van den mensch
ethische plichten zijn. Men misdoet in geweten, als men ingaat tegen
zijn sociale natuur; en ook hij zegt, dat men kan spreken van
rechtvaardigheid, een deugd van den wil, om een ander te geven wat hem
toekomt, en van het recht in objectieven zin, als hetgeen wat iemand
toekomt. [262]
Welke zijn dan wel Grotius' verdiensten?
Met recht kan men hem noemen den vader van natuur- en volkenrecht, mits
men deze woorden in een bepaalden zin opneme. Als men daardoor versta,
dat Grotius het natuur-en volkenrecht heeft verheven tot den rang eener
afzonderlijke wetenschap. Als men, gelijk Meyer [263] zegt, door Grotius
vader te noemen van natuur-en volkenrecht, meer denke aan den vorm,
waarin hij die zaken heeft voorgedragen, dan aan die zaken zelf.
Grotius was de eerste, die van natuur-en volkenrecht een afzonderlijke
wetenschap maakte, want bij al de schrijvers, en zij zijn legio, over
oorlog en vrede en over aanverwante onderwerpen, hebben wij slechts
traktaatjes over bijzondere onderwerpen, wij missen een geheel. Wij
missen misschen wel niet een nauwkeurige bepaling van natuur-en positief
recht, van volkenrecht, maar deze bepalingen bijeen, in verband met
elkaar, en in verband met het daaruitvolgende; n.l. wat de mensch te
doen of te laten heeft overal en altijd, wat hem vrijstaat te doen of
niet te doen; wat hem in het praktische leven geoorloofd is of niet, al
naar gelang hij door zich zelf verplicht is geworden tot iets, of door
God; ziedaar wat tot dan toe ontbrak.
Herhalen we nog eens de woorden van Robert Flint, gelijk E. Nijs ze
vertaalt: L'homme de genie, que l'on appelle le fondateur d'une science
ne fait que rattacher ses elements deja existants; il se borne a reunir
ses membres epars, a leur insufler le souffle de la vie. [264].
Voor Grotius was veel gewerkt. Toute la derniere partie du moyen age a
un caractere juridique prononce; au fond de toute son histoire se trouve
l'idee du droit. [265]
Behalve de
|