t
neo-stoicisme goed merkbaar.
De bepaling van wat de staat is, vindt Grotius bij Cicero: "Fruendae
justitiae causae reges esse institutos" [228]
Ook volgens Cicero is de souvereine macht niet altijd bij het volk; het
volk kan zich aan anderen onderworpen hebben. En hij geeft bijna
dezelfde reden aan, waarom een volk zich aan anderen onderwerpt als
Grotius. [229]
Seneca had reeds de drie regeerings vormen beschreven, zoo goed als
Aristoteles: Interdum populus est, quem timere debeamus; interdum, si ex
civitatis disciplina est, ut plurima per senatum transigantur, gratiosi
in ea timentur viri; interdum singulis quibus potestas populi in populum
data est. [230] Grotius vindt het een waar gezegde, het gezegde van
Cicero: mihi pax omnibus cum civibus bello civili utilius videtur, en
zegt daarom met den laatste, dat noodweer en zelfverdediging slechts
zeer zelden, ja, buiten gevallen van al te diep ingrijpende
rechtsverkrachting, bijna nooit geoorloofd is. [231]
Grotius' leer over de verhouding van Kerk en Staat, blijkt eveneens in
nauw verband te staan met de leer van het oude Rome. Hij zag het
bovennatuurlijk karakter der kerk over het hoofd, en daarmede, dat haar
rechten hooger staan, dan de rechten van den staat. Dit zoodanig
beschouwen van den godsdienst, wekt geen verwondering. De aanhangers van
Luther en Calvijn, noemden Erasmus en zijne partijgenooten, waartoe ook
Grotius behoorde, niet zonder grond "Libertijnen", zooals wij reeds
boven opmerkten. Zij hadden de moederkerk niet verlaten om een nieuw
dogma aan te hangen, een dogma gegeven door Luther of Calvijn, maar om
vrij te zijn, om een natuurlijken godsdienst, op de rede gegrond, en
daarom door niemand te loochenen, op te bouwen. Ook dit werken vond zijn
verklarende oorzaak in het humanisme, en staat onder den invloed der
heidensche wijsbegeerte.
#De verdiensten van Hugo de Groot#
Laat het waar zijn, dat Hugo de Groot in zeer nauwe betrekking staat tot
de romeinsche Stoa, en van hen bijna alles overneemt,--bijna alles, want
het christen geloof, dat Grotius belijdt, heeft invloed op zijn
begrippen, [232] maar deze invloed is slechts secundair,--dit sluit nog
niet in, dat zijn naam niet met eere zou kunnen genoemd worden in de
geschiedenis der wetenschappen.
Ook wij meenen, dat Grotius' werkelijke verdiensten niet gering zijn.
Inderdaad men moet hulde brengen aan Huig de Groot, "le jurisconsulte du
genre humain" gelijk Vico hem noemt.
Waar
|