oriteit
belanght, de leere van de protestanten is altijd geweest dat de overheyt
authoriteyts ghenoegh van haar selven heeft om allerley saacken te
gebieden, die den waarheydt, recht ende reden zijn conform." [121]
De staat vergeeft de kerkelijke ambten. "De Wetgever of Prins en is door
de Goddelijke Wet niet verboden, de kerkelijke ambten te begeven ofte
uyt te deelen; en de christelijcke Herder over zijne beroepinghe niet
becommert en moet zijn, noch twijfelen, of zijne beroepinghe zij
christelijck ende wettelijck, wanneer hij tot leeringhe der Evangeliums
bij een Prins ofte Overheyt is beroepen. [122]
Grotius grondt dit recht van den staat hierop, dat het doel der hooge
overheid niet slechts is bij haar onderhoorigen den uitwendigen vrede te
bewaren, maar ook den inwendigen vrede, den vrede des harten en daarom
de deugd te bevorderen. Dat ook dit laatste het doel der regeering is en
dus hare taak, bewijst Grotius en daardoor het recht der burgerlijke
overheid in kerkelijke zaken. Hij bewijst het, "ex unitate materiae
circa quam versatur Potestas Summa" [123] Niets kan vallen buiten de
macht der overheid. Ofwel immers iets valt niet onder hare macht ofwel
iets valt onder de macht van een ander. In het eerste geval zou men deze
exemptie moeten bewijzen, hetgeen men hier niet kan. In het tweede geval
zouden wij niet eene overheid hebben maar twee; en dit is in strijd met
de bepaling der hooge overheid, die alleen staat en geene macht neven
haar duldt.
Een tweede bewijs is genomen uit het doel der gemeenschap waaraan
beantwoordt "universitas materiae", [124] gelijk de Apostel Paulus zegt:
Daartoe is het koningschap ingesteld, opdat het leven ongestoord en
rustig zij, "non tantum in omni honestate, verum etiam in omni pietate."
Hierbij wordt zelfs St. Thomas aangehaald. Deze zegt, dat het doel, dat
de koning vooral voor zich zelf en voor zijn onderdanen moet nastreven,
de eeuwige gelukzaligheid is, die bestaat in de aanschouwing Gods. Dit
doel is het hoogste goed, waarheen de koning en iedere overheid het volk
moet leiden. Maar is eenmaal het doel gegeven, voegt Grotius er bij, dan
heeft men ook recht op datgene, zonder hetwelk het doel niet kan bereikt
worden. "Posito enim fine, simul possitur jus ad ea sine quibus finis
obtineri non potest." [125]
Bij deze argumenten voegt zich de uitspraak der goddelijke wet. (o. c.
n deg. 6.) De gewoonte der Kerk en der koningen, (n deg. 7.) zoowel voorheen als
nu, (n deg. 8
|