tdurend
betrekkelijk rustig uitvloeiende lava oorzaak, dat de kegels steeds
hooger op gebouwd worden. De meeste vulkanen hebben meer dan een
krater, of eene reeks er van, die om den hoofdkrater zijn geschaard. De
Vesuvius bijv. heeft ongeveer 900 van die bijkraters. Soms ook is er
geen hoofdkrater, en vloeit de lava uit spleten naar buiten.
De kegel van een _strato_-vulkaan is dus opgebouwd uit eene
onzamenhangende massa asch en steenen. Komt er aandrang van binnen,
dan zijn de wanden van den kegel dikwijls niet stevig genoeg om
weerstand te bieden tot de lava zich boven ontlasten kan, en men
krijgt dan zijdelingsche ontladingen, die instorting der kegels
tengevolge hebben. De kegels krijgen dan den vorm van een hoefijzer,
dat op het overblijvende deel van den kegel rust. Dergelijken heb ik
in Auvergne veel gezien.
_Strato_-vulkanen staan altijd langs de zeekust of bij groote
binnenmeren; over den geheelen aardbodem vindt men daar voorbeelden
van, zooals Japan, Formosa, de Sunda-eilanden. In Auvergne treft
men als 't ware twee reeksen van vulkanen aan, en die hebben dan ook
vroeger aan de kust gestaan. Door de nabijheid van water worden de
_massa_-vulkanen _strato_-vulkanen; de waterdampen hebben dan spoedig
heftige uitbarstingen tengevolge. De vulkanen in Auvergne werkten toen
Noord-Frankrijk, Belgie en Nederland nog niet bestonden en Auvergne een
kustland was. Zij werkten--nu komen een paar erg vreemde woorden--in
het jonge tertiaire tijdvak. Nederland is in 't opvolgende tijdperk,
het quaternaire, ontstaan.
Ziedaar wat ik vernam, en wat voldoende was, om 't geen ik later
zag te begrijpen. Eene verdere vraag, aangaande de kenteekenen der
verschillende voorkomende gesteenten, als daar zijn graniet, basalt,
lava en nog heel veel andere, kan voor een leek niet voldoende
beantwoord worden. In het algemeen is lava niet zoo vast van vorm;
het heeft porien, dikwijls grootere holten en gaten, en ziet er
soms ook weer glasachtig uit; maar er zijn tal van soorten, wier
bijzondere kenmerken alleen door den deskundige te vatten zijn. De
overige vulkanische gesteenten zijn niet zoo eenvoudig aan te duiden;
zij gaan buitendien te veel in elkander over; de kleuren zijn ook
niet vast, maar wijzigen zich naar den warmtegraad waaronder zij
gevormd werden, en later onder den invloed der lucht.
De ouderdom der vulkanen; de tijd waarin zij werkten en sinds wanneer
zij rusten, laat zich niet anders dan bij duizendtallen eeuwen met
|