d terecht. Na een paar uur geloopen te hebben zag ik rechts
beneden mij een meer, volgens de kaart dat van Chauvet; toen moest ik
links van mij een alleen staanden berg, den Puy de Pailleret krijgen;
en dat kwam ook uit, en daar midden tusschen lag het dorp Vassivieres,
maar dat kwam niet uit, en ik was dankbaar eene kleine schapenhoedster
te treffen, die mij vertelde dat het onnoozele kleine kerkje met
die drie kleine huizen er om heen, daar beneden ons, de beroemde
bedevaartsplaats Notre Dame de Vassivieres was. Ik kwam ongeveer 600
M. meer oostelijk uit, dan 't behoorde, en vergat onder dat geluk,
dat ik doornat was geworden.
Hooger in de bergen waren de weiden, waardoor het pad heette te
gaan, nog al flink, maar lager werden zij van minder gehalte en waren
daarentegen sierlijk doorstreept met bloeiende heide; deze vriendelijke
plantjes zag ik daarna overal in Auvergne weer. Behalve dat waren er
opvallend veel donkere viooltjes en wilde anjers van een heldere kleur;
zij stonden in die armoedige omgeving zoo vriendelijk te bloeien,
dat ik een der dichters van het land begon te begrijpen, die zegt:
"men kan mij naar hartelust uitlachen, maar ik trap er nooit op ... 't
lijkt me of hun dat pijn zoude doen!"
Zoo kwam ik dan te Vassivieres. Het wonderdoende beeldje staat in een
bouwvallig kapelletje langs een voetpad; het is eene zoogenaamde zwarte
maagd. De hoogere waarde van dat zwarte heeft me niemand kunnen of
willen verklaren; het beeldje was van hout, en scheen me toe zwart van
ouderdom te zijn. De beeldsnijders uit die vroegere dagen in Auvergne
waren menschen van eenvoudige opvatting, en beeldden de moedermaagd
af als eene vrouw uit hunne omgeving, zoodat men de evenbeelden nog
overal en dagelijks ontmoet.
Voor vele jaren had men zich verstout dat beeldje van Vassivieres, waar
nooit voldoende gelegenheid was om de bedevaartgangers te herbergen,
tot hun meerder gemak naar Besse over te brengen. De overlevering
zegt, dat het beeld echter telkens weder des nachts naar Vassivieres
terugkeerde. Om aan de daaruit ontstaande beroeringen een einde te
maken, besloten de gezaghebbenden het beeld des winters in Besse te
plaatsen en des zomers te Vassivieres. De rust was hersteld, en zoo
geschiedt nog tot op heden.
De herberg waar ik dien dag te Vassivieres middagmalen moest, was het
huis van een kaaskoopman, wiens vrouw in den zomer de kaaspakhuizen
ontruimde en voor gelagkamers voor de bedevaartgangers inrichtte. Al
|