een vluchtten.
Op de terugwandeling heb ik mijne oogen nog eens te gast laten gaan
aan den ouden lavastroom. De indruk van woestheid werd vergroot, en 't
was inderdaad eene opluchting toen ik, hooger in het dal komende, het
vriendelijke Besse weder voor mij zag. Besse--'t heet eigenlijk "Besse
en Chandesse"--is een bijzonder plaatsje, dat nog al door zomergasten
bezocht wordt. Er was dan ook een goed bezette tafel in de eetzaal. Een
der gasten trok mijne aandacht; naar zijne vrouw te oordeelen was hij
een gegoed werkman of klein fabrikant; maar zijne handen waren zoo
net van vorm, dat daar toch ook weer niet aan te denken viel. Hij nam
de leiding van een deel der tafel op zich, diende soep, sneed voor,
voerde onder de bedrijven door een luidruchtig algemeen gesprek;
de man bleef mij een raadsel; zou hij soms een kellner met verlof
zijn? Maar het raadsel werd spoedig opgelost; er werd eene ommelette
binnengebracht op een grooten schotel, te midden van brandenden rum,
tot groot ongerief der dienstmeisjes, die de vlam ten laatste niet
meer meester waren. Al de gasten waren opgetogen--de schrijver telt
niet mede--en madame nam de hulde over dien prachtigen schotel met
koninklijke bescheidenheid aan. De raadselachtige gast diende weer,
en toen hij eindelijk wat van zijn eigen portie proefde, sprong hij
op, liep naar het dienstmeisje en riep vol ongeveinsde geestdrift uit:
"Zeg aan den kok, dat hij mij overtroffen heeft, ik heb nooit zoo iets
heerlijks gemaakt." De man was kok en liet er zich bij de omgeving
op voorstaan, dat hij chef was in een der groote hotels te Parijs!
Ik deel dit mede, niet om met mijn gebrek aan kokkennis te pralen,
ook niet om uwe bewondering op te wekken voor de ommelette in haren
waarlijk helschen vuurgloed, maar om u het gehalte der zomergasten
daar te leeren kennen.
Na dezen langen en aan gebeurtenissen rijken dag, als: het beklimmen
van den Puy de Sancy in den nevel; het afdalen in den regen; de
maaltijd te Vassevieres met het "eau de la Vierge", het doorkruisen
van een dal der verschrikking op den weg naar Cheix; het bezoeken
van eene voor-historische kazerne-woning, en het gebruiken van eene
ommelette brulee onder de leiding van een kok en villeggiatura,
genoot ik een welverdiende rust.
's Ochtends vroeg de stad in; 't is maar een stedeke van 1800 inwoners,
met eenige kronkelige straten, maar in deze vele eigenaardige
fraaie gevels. Een huis, gezegd dat van Koningin Margaretha, munt
vo
|