en het heerlijke
landschap zag ik niets, dan van tijd tot tijd een kijkje door eene
opening in den nevel, maar dat was ook voldoende om mij te doen
beseffen wat ik door het slechte weer verloor. Op den Col hetzelfde;
de nevel begon regen te worden. Nu kwam ik, afdalende, in prachtige
bosschen; de weg kronkelde steeds voort; eenige vage omtrekken en
het luiden van klokken bewezen de nabijheid van dorpen; ik was in
de kloof van Falgoux. Gelukkig veroorloofde mij een flauw zonnetje
ter hoogte van den Roc des Ombres en den Roc du Merle, de fraaie
omtrekken dezer rotsgevaarten waar te nemen. Daar kwam ik aan den
voet van den Puy Mary, bij den Pas de Peyrol. Nu zou ik, behalve een
prachtig uitzicht, een der merkwaardigste punten van de reis zien;
van af den Puy Mary ziet men neer in een der grootste kratervormingen
van Europa. Wel te verstaan, buiten den mist en den regen gerekend,
die mij het beklimmen van den top vrijwel onmogelijk maakten en mij
in den vollen zin des woords druipstaartend naar beneden dreven. Ik
zag het beloofde land, maar mocht het niet betreden.
Bij den Col de l'Eglac was eene herberg, waar ik hoopte de schade
van mijn verzuimd ontbijt in te halen; maar 't ongeluk vervolgde mij,
men had daar niet op gasten gerekend. Als de kippen ook daar niet de
heilzame gewoonte hadden gehad van eieren te leggen, dan had ik mij,
na 21 K.M. geloopen te hebben, met een stuk oud brood en een brokje
kaas tevreden moeten stellen.
Over steeds terugkeerende kronkelingen ging de weg over den Col de
Serres; altijd door regen, maar nu onbetwistbaren stortregen; door het
gehucht Lauvegirie naar het dorp Dienne. Bij goed weder moet in deze
boomrijke streek het landschap mooi zijn--nu droop alles. Te Dienne--ik
was toen nog 10 K.M. van Murat--moest gemiddagmaald worden, en ik zocht
daartoe de best uitziende herberg uit; maar de maat der tegenspoeden
was nog niet volgemeten! Stellig kon men mij een warm dejeuner geven,
er kwamen veel menschen en allen waren altijd tevreden! Nu, ik heb bij
't heengaan ook maar zoo gedaan, maar 't was een allerwonderlijkste
maaltijd; de gerechten, die men mij voordiende, kende ik noch op
't uiterlijk noch naar den smaak.
Eindelijk klaarde het weer wat op en ik stapte door naar Murat;
een mooie weg. Te Murat trof ik in het Hotel des Messageries een
aangenaam onderkomen. De stad is tegen eene hoogte aan gebouwd, op
den top waarvan vroeger een kasteel stond; in de plaats daarvan nu
een reusachtig
|