ettig; kronkelende straatjes;
huizen met terrassen, dikwijls alleraardigst begroeid of met planten
versierd; een stadje waar men zich dadelijk thuis gevoelt, en dat
den indruk geeft alsof de bouwmeesters van toen bedoeld hadden om,
zonder overdadige versiering en zonder in het oog-vallende middelen,
eens een keurig klein geheel te vormen.
Men kan van hier aangename uitstapjes maken naar de kloven der
Dordogne, naar St. Projet le Desert; mijn plan echter lag nu eenmaal
een anderen weg uit, en zoo liet ik die plaatsen onbezocht; andere
reizigers zullen echter wel doen, ze in hun reisplan op te nemen. Ik
wandelde over Anglards-de-Salers naar Salers, eene wandeling die ik
om hare groote eentonigheid niemand aanbevelen kan; men doet beter
van Mauriac per spoor naar Drugeac te gaan en vandaar naar Salers te
wandelen. Na, buiten Mauriac, onder den spoorweg door te zijn gegaan,
komt men in eene kale, onvruchtbare glooiende vlakte; magere weiden met
veel rotsblokken; geen boomen; gelukkig veel bloeiende heide; hier en
daar eene kleine woning en eene verlaten kaashut. Anglards ligt aardig
op eene hoogte onder boomen; toevallig trof ik er eene kerkelijke
processie, een treurig streven om iets indrukwekkends te vertoonen;
te veel tooi om van eenvoudige onbeholpenheid te spreken. Het beste
gedeelte der bevolking woonde den optocht als toeschouwer bij en
verbaasde mij, voor zoover ik het verstaan kon, door zijne scherpe
opmerkingen; de vrouwen vertegenwoordigden daarbij het radicale
beginsel. Trouwens de bevolking dezer streek is van oudsher bekend
om haar stuggen onafhankelijkheidszin; als voorbeeld daarvan in den
nieuweren tijd dient, dat na den laatsten Fransch-Duitschen oorlog,
1870-71, te Bort als hoofdplaats, de republiek 24 uur eerder werd
afgekondigd dan te Parijs.
Naar Salers toe wordt de omgeving vruchtbaarder, er staan meer en
flinke boerderijen, men komt zelfs van tijd tot tijd iemand tegen en
het landschap trekt weder de aandacht. De uitzichten op de omliggende
bergen worden mooi. Salers ligt in een bekken, waar de dalen der
Maronne en der Aspre tezamen komen, op eene hoogte. Vreemd is de
indruk, dien het stadje--het heeft niet voluit 1000 inwoners--maakt
met zijne vele poorten, zware logge wallen en de grillige omtrekken der
daken, aanhoudend afgebroken door kleine torens. De bevreemding stijgt
met elken stap, wanneer men, door een der poorten binnengetreden,
die smalle straatjes doorloopt tusschen die oude hooge ge
|