mbort door de boomen
schemeren. Te Embort rustte ik wat en trof er een jongen kastelein,
die verzot was op photografeeren; hij maakte aardige dingen, die hij
altijd kwijt kon raken aan de fabrikanten van prentbriefkaarten. Maar,
vreemd, er waren in den omtrek zijner woning zulke allermerkwaardigste
vulkanische overblijfselen, en geen enkel dier punten werd door hem
genomen. Hij zeide mij telkens, als ik er op terugkwam: "maar mijnheer,
dat is toch leelijk, niemand wil dat koopen. Maar zie daar eens die
beek, en daar dat watervalletje, en dat groepje forellenvisschers! Dat
is mooi! en dat is mijn land!" Ik wilde hem vooruit betalen, als hij
kiekjes wilde nemen van de plaatsen, die ik hem aanwees; maar hij
liet zich met de dwaasheden van zoo'n tourist niet in.
Voorbij Embort, waar men aan alle zijden van uit het breede, vlakke dal
statige berguitzichten heeft, hielden de bosschen langzamerhand op;
de rivier kronkelde door sappig groene weiden; hoogerop werd alles
veel schraler, er staken in de velden overal rotsbrokken omhoog,
en hier en daar zag het er zelfs woest uit; vooral bij het hooger
gelegen gehucht Sarrau. Het was Zondag en de kerkgangers gaven eenige
gelegenheid tot een praatje. De zomer was er zeer droog geweest, de
oogst was tegengevallen en vooral de weiden waren treurig verbrand; de
laag teelaarde op den rotsbodem was hier nog te dun en dientengevolge
zeer gevoelig voor de uitersten van het weergetij. Daar waar ik meende
dat men de tweede snede maaide,--men werkt daar ook des Zondags in
het veld--bleek het de eerste te zijn; er zou van eene tweede snede
wel niets komen.
Toen ik Champs de Bort naderde, trok het klokgelui mijn aandacht. Dat
klonk opgewekt en gaf stemming aan de omgeving. De Guide Ioanne gaf
hier het Hotel des Voyageurs aan als de plaats waar men verblijven
kon. Ik wenschte er mijn twaalfuurtje te nemen en minstens tot 3 uur
stil te zijn, om de grootste middaghitte te laten voorbijgaan. Daarom
naar de herberg des Voyageurs, eene niet al te weidsche kroeg; ik
kreeg tot bescheid dat ik tot na kerk moest wachten, en dat ik dan
aan de table d'hote mede kon eten; onderwijl gebruikte ik een glas
vruchtensap en wachtte gelaten, maar niet zonder zorg, op de dingen
die komen zouden. De kastelein had ook een winkel van ellegoederen
en kruidenierswaren; na kerk stroomden de menschen er heen, mannen,
vrouwen en kinderen allen in 't zwart. De vrouwen eerst in den
winkel, later ook in de gelagkamer, waar
|