dame een anderen indruk te
geven; een reiziger die, met zijne spoorwegbiljetten in den zak, toch
te voet het land doorkruist, is iets dat buiten den gedachtenkring
van die menschen ligt.
Le Montdore is een plaatsje met slechts 1866 inwoners, maar een
zeer druk bezochte badplaats; het ligt aan het einde van het dal
der Dordogne, die niet ver van de plaats haar oorsprong neemt. Twee
beekjes vloeien uit de bergen, de Dore en de Dogne en vereenigen
zich ongeveer een uur boven de plaats. De achtergrond van het dal
wordt gevormd door de donkere spitse uitloopers van den Puy de
Sancy. De omgeving van het bad is weelderig; groote, rijke hotels,
een aardig park en een casino, dat voor iedereen toegankelijk is;
maar de weelderige omgeving is klein, en wat verder Montdore uitmaakt
is meer dan eenvoudig. De omstreken zijn mooi, maar alleen gezonden
kunnen ze bereiken; de fraaiste punten zijn slechts met inspanning
toegankelijk. Een bergspoorbaantje komt hier aan tegemoet. Intusschen,
men behoeft slechts een avondbezoek aan het Casino te brengen om te
zien, dat er ook gezonden te Montdore verblijven, die langs allerlei
wegen hun tijdverdrijf zoeken.
's Morgens vroeg ging ik er weer op uit, en had het genot de
badgasten in de onmogelijkste costumes naar de thermes te zien
gaan; 't is grappig om te zien hoe men in badmantels nog mode kan
hebben! Versieringen aan die kleedij schijnen ook al een punt van
studie te zijn en aanleiding te geven tot eene "derniere creation". Een
oude heer op klompen, in een badmantel met een sleep, naast eene
jonge dame met een mantel die heelemaal geen sleep had, terwijl zij
zich overigens vreemd toegetakeld had met eene prachtige badmuts en
zich een zeker cachet verschafte door in het vroege morgenuur eene
cigarette te rooken,--was wel 't koddigste van wat er zooal over de
Grande Place kwam. Ik ging met het bergspoortje als eenige passagier
naar boven, naar het Salon du Capucin, eene aardige uitspanning
onder prachtig hout; daar kocht ik van een kellner een courant van
den vorigen dag, en las daarin met alleraardigste schrijffouten de
namen van ons nieuwe ministerie. De kellner begreep er niets van,
dat ik in die oude courant zoo'n schik had. Van het Salon du Capucin
ging de weg, door een prachtig eiken- en mastbosch, langzaam omhoog
tot aan den voet van den Capucin, een rotsgevaarte dat daar steil
omhoog rees. Een pad er om heen brengt u aan de andere zijde, waar
een zachte helling het bestijgen gem
|