nverschillig ben? Waarlyk,
dit zyn gruwelyke ondernemingen; vreest gy niet, dat ik u, met eene
theatrale houding, zal toevoegen:
"_Moi, je suis femme, je ne pardonne jamais_."
In ernst, Willem, ik dagt niet, dat gy zo dwaas, of dat ik zo eene
_Prude_ was; een van beiden moet echter zeker zyn. Ik zal u dan eens
voor altoos tonen, dat _gy_ schuld hebt, en ik niet. Verstaat gy dat,
Vriend? Ik zal aan u schryven, als aan een' Jongeling dien ik hoogacht,
om dat hy de achting waardig is van veel beter menschen, dan meisjes
van negentien jaar zyn kunnen; vertrouwende echter, dat gy deeze myne
heuschheid niet zult misbruiken.
Geloof my dat ik, tot gistren toe, nooit er aan gedagt heb, of gy my
met andre dan de oogen eens Vriends zaagt. Myne verkeering met u was
weinig minder dan zusterlyk, en het heeft my duizendmaal gespeten, dat
gy myn Broer niet waart, ook ten koste myner halve bezitting. Ik nam
alle uwe beleeftheden aan voor beleeftheden; en, om te zeggen zo als
't maar is, ik verwonderde my geen zier, dat gy, als ik by uwe Moeder
was, ons gezelschap hield: zie, me dunkt, dat kwam my toe; en welk
Meisje, zo vrolyk en zo achteloos, zou dit niet denken? Maar nu gy my
gezegd hebt, het geen gy my zeide, my zonder liflaffen, en met zulk
een ontroert gelaat, zeide, nu moet ik eenen anderen weg inslaan; om
dat ik het my zelf nooit zoude kunnen vergeven, een eerlyk man, die my
beminde, met ydele hoop den kap te vullen; en my te verlagen tot het
verachtelyk peil der Coquettes. 't Smert my, dat uwe genegenheid juist
gevallen is op de eenigste stoute meid, die u mooglyk eene
teleurstelling als deeze zou doen ondervinden. Wat kan ik het helpen?
Ik ken de liefde niet, en heb geen den minsten trek om zulk eene
grillige zaak te leeren kennen, om dat ik volkomen gelukkig ben in de
omstandigheden, waar in ik my bevinde. Hier uit kunt gy opmaken, dat
gy alle bedenkelyke reden hebt, om zo vriendlyk als nog ooit iemand te
groeten, dien ik nu en dan zie, en daar ik overal mee kom; ja dat gy
onreedlyk zyn zoudt, zo gy hem niet zo lief hadt als uw hart eischt.
Wel Willem, wel Willem, moet gy u ook in het Satirique omtrent de
Vrouwen vergrypen? Wie heeft u toch gezegt, dat wy altoos Beuzelaars
voor hupsche Jongens verkiezen? De een of ander vergiftig knorrig ouwe
Vryer, denk ik, die de zonden zyner jeugd wel gaarn op eene Sex zoude
schuiven, die altoos door de beste mannen met achting behandelt wordt.
Wil ik u eens zeggen, hoe het eige
|