veel te geleert, en Lotje veel te gek, om
van die party te kunnen zyn. Ik verzeker u, dat ik nooit met zo veel
smaak het Evangelie las als nu, nu ik by eene Vrouw ben, die
godsdienstig is zonder veel uitwendigheid, en ons inprent, dat die wel
doet, wel vindt. En daar mee is dat maar uit.
_Ten slotte_, zegt onze geleerde Hartog. De stroom van zinnelyke
vermaken, (of wilt gy, van beuzelagtige uitspanningen? 't is my ook
wel,) moet eens met een springvloed over myn hart heen vloeijen, en al
dat drabbige zwaarmoedige mede spoelen, dat er in myn verdrietig leven
is op- en om- en ondergezakt; dan zal myn ernst redelyk, myne vrolykheid
helder, en myn geheel gedrag eenparig goed, nuttig en pligtmatig zyn.
Vaarwel! ik twyvel niet, of gy zult voldaan zyn over de uitvoering uwer
Commissie. De Meiden zyn wel, en de dienstpresentatie aan de Juffrouwen.
Heden, Naatje, hoe raar was het my, zo als vrouw en voogd in uw huis te
dribbelen; wat had ik een wysheid in het terdeeg schikken uwer klederen,
enz. Willem, myn beste Willem, was gevallig t'huis. Toen ik hem zeide,
dat zyne Tante wat beter was, kon hy zyne blydschap niet verbergen; maar
toen ik er byvoegde, dat zyne Moeder nog wel zes weken uitbleef, keek hy
heel droevig. Die moedergek! ik zou den Jongen een kus hebben kunnen
geven, zo wel stondt hem dat droevige; maar Willem is geen Coo Brunier.
Ik vrees, Naatje, dat uwe vermoedens waar zyn. 't Smart my, want schoon
ik niemand liever voor myn Broeder had dan Willem, ik zou hem in geen
nader betrekking gelukkig kunnen maken. Arme Willem! dit maakt my
ongemaklyk. Omhels uwe Moeder voor
_Uwe Vriendin_,
SARA BURGERHART.
Noten:
[1] Jacob Brunier.
[2] Van Richardson: modeboek dier dagen--_sentimenteel_.
ACHT EN DERTIGSTE BRIEF.--Cornelia Slimpslamp ontraadt Zuzanna Hofland
te procedeeren, en schrijft haar over broeder Kwast te Rotterdam.
NEGEN EN DERTIGSTE BRIEF.--Willem Willis, zeer verliefd, schrijft aan
Sara heel teerhartig; zij antwoordt onmiddellijk.
VEERTIGSTE BRIEF.
MEJUFFROUW SARA BURGERHART AAN DEN HEER WILLEM WILLIS.
_Myn lieve Willem!_
Is de man een kind geworden?--Zou ik misnoegt zyn? En om wat reden? Om
dat een braaf fatsoenlyk jong Heer, met wien ik zo veel ommegang heb,
wiens Moeder en Zuster myne hoogstgeachte Vriendinnen zyn, my, eindelyk,
op de betamelykste wys, zegt: dat ik hem niet o
|