ofd ook niet mee te
breken. Is het niet beter, dat ik altoos met den zelfden Jongen
wandel, dan, zo als men zegt, met elk een uitloop? Tut, tut, die
onkosten bedragen niet veel, en bewaren hem mooglyk voor duizend
kostbaarder zotternyen: nu moet hy wel zuinig zyn, of hy kan niet met
ons uitgaan. Hoe ik het goed zal maken? och, zeer gemakkelyk! als hy
trouwt, zal ik zyne Vrouw een stuk huisraad kopen, tienmaal meer waart
dan die kleine uitgaven belopen: Is 't nu wel, myne deftige Willis?
Ja, ja, ik railleer met zyne gebrekkelyke zyde; hadt hy eene slegte
zyde, dan leverde ik den Patient aan u over. Och Heer! ik heb zo maar
wat _zedelyke_ mouches, Engelsche pleister, goudvlies, balsem van
Peru, lippenpommade en soortgelyke prulletjes; doch die zyn van geene
kragt altoos tegen de gebreken van een ziekelyk hart. Maar gy, myne
Vriendin, hebt wel andre kruiden, wil ik spreken, zegt Broer Benjamin.
Het zou een zot stukje zyn, met zo een Borstje Briefwisseling te
houden; maar, wie zegt u, dat ik dit van zins ben? 't Komt niet in my
op. Ja, ik gelyk omtrent zo veel naar de Godlyke Clarissa Harlowe[2],
als myn schaapshoofd naar den vervloekten Lovelace: Heden, Naatje, hoe
viel u dit in gedagten?
Myn Brief laten zien? daar is hy niet mal genoeg toe; hy begrypt wel,
merk ik, dat ik hem voor een Zotje hou. In het volgende hebt gy
deugdzaam gelyk, ja het loopt drok genoeg: maar 't zal haast over zyn.
De kring is haast afgevlogen, en dan zal ik by myn eigen hart en by
myne dierbare Mama Buigzaam huisselyk t'huis zitten, en lezen, en
naaijen, en spelen, en zingen, en met een woord geschikt leven; met
Salomon uitgeeuwende: "ook-dit-alles-was-ydelheid!" Waan met dit alles
niet, dat ik in 't geheel niet meer denk. Ik denk dikwyls, en dat wel
zeer ernstig; maar, 't is of het kwaadje, zou Tantes Bregtje zeggen,
't is of het kwaadje er altoos met zyn neus by is; want de minste
beuzeling verstrooit my. Gy weet, lieve Willis, dat ik geen grote
zoekster van vygebladen ben, doch nu moet ik my echter vrypleiten. Ik
voel, dat ik eene sterke overhelling heb tot het zwaarmoedige; om die
reden verstrooi ik my wel eens met overleg; zo bang ben ik, om toch
nooit dat gebrek voor eene Deugd aan te zien. Nog een woord over het
lezen. Onze brave Huisvrouw heeft eene fraaije collectie van
Leerredenen: Die van Solicoffer en Doddridge bevallen my ongemeen. Wy
lezen zelf in den Bybel, kind; namentlyk de lieve Buigzaam, Letje en
ik; want Juffrouw Hartog is
|