as, en feliciteerde haar met
hare gelukkige herstelling, vergeving vragende voor de vryheid die ik
gebruikte. Zy beantwoordde my met de grootste vriendelykheid; en dewyl
de knegt het theegoed binnen bragt, verzogt zy ons om thee te drinken.
Verbeelt u een ruim zindelyk vertrek, proper gemeubileert, dat, met
twee schuiframen, op een aartig Tuintje uitziet, en door twee zware
lindenbomen voor de zon beschaduwt wordt: aan 't hoger eind zat de
Zieke, in een keurlyk net neglige, met een neteldoeks kapertje op.
Naast haar zat de beminnelyke Burgerhart, met een boek by haar de hand
der Weduwe in de hare houdende, o Keesje lief, zy is schoon!--meer dan
schoon. Het tekenagtige van haar gelaat treft; haar oogen schitteren
van gezontheid en gerustheid. Zy is niet meer dan middelbaar van
lengte; voor eene Gratie zou zy kunnen geschildert worden, niet voor
eene Juno of Minerva, dat beken ik. Brunier maakte zich meester van de
theeketel, en zy zelf schonk thee. De jongen wagtte, mag ik zeggen, op
hare oogen, maar 't kwam my voor, dat zy in zich zelf zeide: "Ei kom,
om thee te schenken is hy echter nog al vry gebruikbaar." Ja, niet
tegenstaande hare minzame trekken, heeft zy iets zo spottig, zo
schalkagtig, zo, hoe noem ik het? 't is nog al iets anders--in haar
gelaat, als zy tot hem spreekt, dat men niet nalaten kan te zeggen,
arme Cootje. Hy legt echter met haar aan; doch komt altoos met verlies
te rug.
Juffrouw Brunier is een zeer bevallig meisje; maar men ziet haar niet,
als zy by hare Vriendin is. Deeze twee jonge Dames beminnen elkander,
en behandelen elkander ook als welopgevoede Zusters.
Myne Beminde was ongemeen vrolyk; en ik geloof, dat Brunier er te
erger om vaart. Toen wy in gesprek waren over de Patiente, zei zy, met
eene betoverende levendigheid: "Ik moet vrolyk zyn over de herstelling
myner Moederlyke Vriendin; ik weet, hoe veel ik zoude verloren hebben:
yder heeft zyn eige wys van doen: deeze doet de vreugd wenen, en een
ander lachen." Haar lach, Keesje, is echter de lach des vernufts, en
heeft niets van dat luidruchtige, 't welke het verstand afkeurt. Wy
spraken over verscheiden onderwerpen, en ik had gelegenheid om te
zien, dat myne Beminde dien zeldzamen schat, gezont Oordeel, bezit. Zy
heeft, merk ik, veel verkregen kundigheden, doch beroept zich nooit op
haar Auteur. Kort gezeit, ik geloof dat zy, in allen opzichte, dien
man gelukkig zal maken, dien zy zich zelf zal uitkiezen; indien zy met
aandagt eene keuze
|