g uw jabot verschikken, uw das
optrekken, de stofjes en pluisjes van uw kamizool[3] knippen. Ik zie
gaarn dat men zich wel kleedt, maar my voor een kenster in de
kledingskunst uittegeven,--daar zal ik wel afblyven. Myn geest is niet
geschikt tot het uitoeffenen van zulke verhevene zaken. Nu, zo als ik
zeg, neem het niet te zwaar op, en werk met orde. Gy weet wie ik ben?
_Uw Zusters Vriendin_,
----
Noten:
[1] Zaadjes van den Toncaboom: geneesmiddel. Men maakte er o.a.
beursjes van.
[2] Tot naricht.
[3] Vest.
DRIE EN DERTIGSTE BRIEF.
MEJUFFROUW ZUZANNA HOFLAND AAN MEJUFFROUW CORNELIA SLIMPSLAMP.
_Zuster lief!_
Nu kom ik eindelyk op de zaak, waar over ik u wilde schryven. Daar het
onze Bregtje Sara gezien, met een jong wilt Heer; zy geloofde, dat het
een uit de Kommedie was; en zy was nog veel ligtvaerdiger opgeschikt
dan de Pop van Pieternel, daar je men eens van schreef. Zy was een el
hoog gekapt. Haar Sack, (ja, zo een duivelsch kleed heb ik ook nog in
myn natuurstaat[1] gedragen!) was opgestrikt, je leven zo niet. Ze
hadt witte zyde koussen aan; denk, Zusje, witte zyde koussen, en
kerjeusde schoenen. En ander Orlosie bungelde een hope nesten en
vodden. En ze liep net als de Hoer van Babel met dien Monsieur gearmt.
Zy luisterde, Bregt zag het duidelyk, hem wat in, en toen keek hy de
meid aan, en lachte dat het een schande was. Hoor, Kee, ik ben somtyds
nog al bezwaart over haar; maar Broertje weet my zo tot rust te
brengen. Moet jy niet ietwat hebben, Zannetje, zeit hy, om je klein te
houwen? Is het niet beter, dat je jou bezwaart voelt om je zonden, dan
dat je een Armiaansch slik-grondje hebt? of dat je ziel door eigen
gerechtigheid den Duivel als een roofgoed wierdt overgelevert? En dan
wordt het my alles zo licht, zo licht; och ja, zo licht.
Maar Zusje, je hebt my zo dikwyls in gemoedsgevalletjes geraden, en
Salomon zeit: "twee zyn beter dan een." Ei lieve, wat moet ik doen?
Broeder Benjamin wil dat ik met Blankaart procedeer, zo hy my niet tot
een duit toe betaalt, volgens de Conditie met haar Moeder gemaakt. Al
haar goed is hier ook nog, al de kleeren, en zo voorts, van hare
Moeder, die eene pragtige Vrouw was; en al het gemaakt Zilver; maar
dat evenwel te verdonkeren, hoe zal dat gaan? Blankaart is een droevig
schepsel om mee te handelen; hy zou my, och ja! schandaal aan doen: En
e
|