n hebben,
he? Jy meugt waaragtig nog wel spreken van omslag! Wat heeft Saartje
by u gehad? overgeschoten klieken, en niet half haar bekomst. Weet je
wat? Jy hebt het geld van een Wees met uw Smulbroers, en Fekel-kousen[1]
verteert, en het meisje nog gebruikt, om dat Gespuis optepassen; dat heb
je. Je meid is een dronken Tobbe, hoor! Zy komt er genadig af. Laat zy
nooit onder myne oogen komen, want ik ben wat poestig[2]; ik mag geen
onrecht zien, dat om de hagel niet; er zullen konkels zwaaijen[3].
Wat leg jy ook te wauwelen over afgodisch Vrankryk; en van menschen,
die het teken des Beestes aan hare Voorhoofden dragen? Ik weet niet
veel van al die nieuwe snofjes en modes; noch hoe die duivelderage
hiet, die de Dames nu alweer opzetten; doch jy weet er ook niet veel
van. Maar zo zyt gy allemaal: dat gonst, en dat bromt over zottigheden,
en wezentlyke zaken laat men zo als zy zyn. Je slagt[4] de Dominees,
die, als zy haar studeertyd verkwanselt hebben, zulk tuig op den
Preekstoel brengen, daar het te pas komt als een Olykoek in een
Treurspel. En wat brust[5] het my, al droegen de Fransjes het
Zevengesternte op hun hoofd? Ik ben een oud Hollander, die hier niet
kom om zulke grillen, maar om myne affaire te doen, en bemoei my niet
met het teken des Beestes, of waar zy dat opplakken; doe ook zo, en je
zult wel doen.
Wel, ik denk dat ik zo wel in den Bybel lees als jy, maar wie duivel
heeft daar ooit van heilige Sukkelaar gelezen? Broer Benjamin is een
zotte Vent, hoor! En ik zou my dood schamen, dat zou ik op myn eer,
indien ik zo met Gods woord omsprong, en het zo Satans gek toepaste,
zo als jy Fynen doet. Weetje wat? David was een held, die de Oorlogen
des Heren voerde, en een Kaerel als een boom aan dorst: den Reus
Goliad van Gad, meen ik. Paf, daar lag hy, en David ook niet lui, als
de blis er op, flink maar, zyn dikken kop afgeslagen: dat was zeker
geen sukkelaars werk, meen ik. Hy was een Groot Generaal; dat klinkt
je wat anders voor den snoet.
Paulus? van Paulus moet je afblyven. Paulus was de beste, de
raisonnabelste man van de waereld; want hy zegt met ronde Zeeuwsche
woorden: "Gierigheid is afgodery". o He! kwam die vrome Apostel eens
hier, ik verzeker je, (voor een kwart per Cent,) dat hy uw huis een
afgodisch zou noemen. Wat praat jy van een goddeloos huis? mogen de
jonge Dames dan niet zingen, niet spelen, als zy maar wel oppassen en
braaf zyn? En ik hou veel van de Muziek, en Saartje speelt capitaal,
en
|