erechtigheid, dan tegen roovers en geboefte, dan tegen heksen en
toovenaars, dan tegen sodomie.
Wat in de justitieele wreedheid der late middeleeuwen treft, is geen
ziekelijke perversiteit maar het dierlijke, verstompte jolijt, dat
het volk erin had, de kermisvreugde ervan. Die van Mons koopen een
rooverhoofdman tegen veel te hoogen prijs, voor het genoegen van hem te
vierendeelen, "dont le peuple fust plus joyeulx que si un nouveau corps
sainct estoit ressuscite" [41]. Tijdens de gevangenschap van Maximiliaan
te Brugge in 1488 staat op de markt, waar de gevangen koning het kan
zien, de pijnbank op een hooge estrade, en het volk krijgt er niet
genoeg van, de van verraad verdachte magistraatspersonen telkens weer
te zien pijnigen, en weerhoudt de executie, waar dezen om smeeken, om
nieuwe kwellingen te genieten [42].
Tot welke onchristelijke uitersten juist de vermenging van geloof en
wraakzucht leidde, bewijst de gewoonte, die in Frankrijk en Engeland
heerschte, om den terdoodveroordeelde niet alleen het viaticum maar ook
de biecht te weigeren. Men wilde hun ziel niet redden, men wilde hun
doodsangst verzwaren met de zekerheid der hellestraf. Vergeefs had paus
Clemens V in 1311 gelast, althans het boetsacrament toe te staan. De
politieke idealist Philippe de Mezieres drong er opnieuw op aan, eerst
bij Karel V van Frankrijk, toen bij Karel VI. Doch de kanselier Pierre
d'Orgemont, wiens "forte cervelle", zegt Mezieres, moeilijker om te
keeren was dan een molensteen, verzette er zich tegen, en Karel V, de
wijze, vreedzame koning, verklaarde, dat bij zijn leven de gewoonte niet
veranderd zou worden. Eerst toen de stem van Jean Gerson zich bij die
van Mezieres voegde met een vijftal consideraties tegen het misbruik,
gelastte een koninklijk edict van 12 febr. 1397 den veroordeelde de
biecht toe te staan. Pierre de Craon, aan wiens bemoeiing het besluit te
danken was, richtte een steenen kruis op bij de galg van Parijs, waar de
Minderbroeders de berouwvolle misdadigers konden bijstaan [43]. Toch
verdween ook toen de oude gewoonte nog niet uit de volkszeden; nog kort
na 1500 moet de bisschop van Parijs, Etienne Ponchier, het statuut van
Clemens V hernieuwen. In 1427 wordt een roofziek jonker te Parijs
gehangen. Bij de terechtstelling komt een aanzienlijk ambtenaar, groot
tresorier in dienst van den regent, zijn haat tegen den veroordeelde
luchten; hij belet, dat hem de confessie wordt toegestaan, die hij
vraagt; hij klimt sc
|