faisans guet" [90].--Zelfs op het schavot wordt de eer van
rang en stand streng in acht genomen: dat van den connetable de Saint
Pol is rijk getapisseerd met lelien, het bidkussen en de blinddoek zijn
van karmozijn fluweel, en de beul is iemand, die nog nooit een ander
heeft geexecuteerd [91].
De wedijver in beleefdheid, die nu een kleinburgerlijk karakter heeft
gekregen, was in het hofleven der vijftiende eeuw buitengewoon sterk
ontwikkeld. Men beschouwde het als een ondragelijke schande voor zich
zelf, als men den meerdere niet de plaats liet, die hem toekwam. De
Bourgondische hertogen geven angstvallig den voorrang aan hun
koninklijke verwanten van Frankrijk. Jan zonder Vrees bewees zijn jonge
schoondochter Michelle de France altijd overdreven eer; hij noemde haar
Madame, knielde altijd voor haar tot den grond, en wilde haar altijd
bedienen, maar zij wilde het niet hebben [92]. Als Philips de Goede
hoort, dat zijn neef, de dauphin, naar Brabant is uitgeweken in den
twist met zijn vader, breekt hij het beleg van Deventer, dat de
inleiding moest zijn voor een expeditie, die Friesland onder zijn macht
zou brengen, af, en haast zich naar Brussel terug, om den hoogen gast te
verwelkomen. Naarmate de ontmoeting nadert, wordt het een wedloop, wie
den ander in eerbetoon voor zal zijn. Philips is in groote angst, dat de
dauphin hem tegemoet zal rijden; spoorslags rijdt hij door, en zendt
bode op bode om den dauphin te bewegen, hem toch te wachten waar hij is.
Kwam de koningszoon hem tegemoet, dan bezwoer hij, zelf te willen
terugkeeren, achterwaarts rijdende, zoo ver, dat deze hem nergens zou
vinden, want het zou hem, den hertog, een spot en een blaam zijn, die
hem door de gansche wereld eeuwig zouden worden nagehouden. Met nederig
afstel van de gewone staatsie rijdt Philips Brussel binnen; haastig
stijgt hij af buiten het paleis, gaat binnen en loopt snel door. Daar
ziet hij den dauphin, die met de hertogin zijn vertrek heeft verlaten,
en hem op het binnenplein met open armen tegemoetkomt. Terstond ontbloot
de oude hertog het hoofd, valt even op zijn knieen, en loopt dan haastig
weer verder. De hertogin houdt den dauphin vast, dat deze geen stap zal
doen, de dauphin houdt vergeefs den hertog vast, om hem het knielen te
beletten, en tracht vruchteloos hem te doen opstaan. Beiden weenden van
aandoening, zegt Chastellain, en alle omstanders mede.
Gedurende het gansche gastverblijf van dezen man, die spoedig als koning
de erg
|