de
aartsbisschop van Sens in de Notre Dame te Parijs de mis gecelebreerd
in tegenwoordigheid van den koning. Terwijl de koning de kerk nog niet
heeft verlaten, trekt de aartsbisschop, het volk zegenend, zich terug,
voorafgegaan door het priesterkruis. Twee der kanunniken dringen met een
groote schaar van kerkedienaren op, slaan de hand aan het kruis en
beschadigen het, verrekken 's dragers hand, en maken een tumult, waarbij
den dienaren van den aartsbisschop de haren uit het hoofd getrokken
worden. Toen de aartsbisschop den twist tracht te bedaren, "sans lui mot
dire, vinrent pres de lui; Lhuillier (deken van het kapittel) lui baille
du coude dans l'estomac, les autres rompirent le chapeau pontifical et
les cordons d'icelluy." De andere kanunnik vervolgt den aartsbisschop
"disant plusieurs injures en luy mectant le doigt au visage, et prenant
son bras tant que dessira son rochet; et n'eust este que n'eust mis sa
main au devant, l'eust frappe au visage." Het werd een proces van 13
jaar. [120]
De hartstochtelijke en gewelddadige geest, hard en tevens tranenrijk,
altijd wankelend tusschen de zwarte vertwijfeling aan de wereld en het
zwelgen in haar bonte schoonheid, kon niet buiten de strengste vormen
van het leven. Het was noodig, dat de aandoeningen waren gevat in een
vast raam van geijkte vormen; zoodoende kreeg het samenleven althans
in den regel orde. Zoo werden de levensgebeurtenissen van zichzelf
en anderen tot een schoon schouwspel voor den geest; men genoot de
pathetische uitmonstering van leed en geluk onder kunstlicht. Voor een
zuivere gemoedsuitdrukking ontbreken nog de middelen; het gemoed kan
slechts in aesthetische uitbeelding dien hoogen graad van
uitdrukkelijkheid bereiken, waar de tijd naar schreeuwt.
Het is natuurlijk niet zoo gemeend, dat deze levensvormen, vooral die
rondom de groote oude heiligheden van geboorte, huwelijk en sterven, met
zulk een bedoeling zouden zijn ingesteld. Gebruiken en staatsie zijn
gegroeid uit primitief geloof en cultus. Maar de oorspronkelijke zin van
dat alles, die er het aanzijn aan gaf, is reeds lang onbewust geworden,
en in plaats daarvan hebben die vormen zich gevuld met nieuwe
aesthetische waarde.
De rouw is het, waar de aankleeding van de aandoening in een
suggestieven vorm de hoogste ontwikkeling vond. Daar was een onbeperkt
gegeven voor die prachtige hyperboliseering van de smart, die het
wederpart is van de hyperboliseering der vreugde in de ontzaglijke
hoffe
|