an kunsthandwerk brengt.
De mode deelt met de kunst zelve essentieele eigenschappen: stijl en
rythme zijn haar even onmisbaar als voor de kunst. De late Middeleeuwen
hebben voortdurend in de kleederdracht een mate van levensstijl
uitgedrukt, waarvan tegenwoordig zelfs een kroningsplechtigheid slechts
meer een flauwe afschaduwing kan geven. In het leven van iederen dag
vertoonden de verschillen van pelzen en kleuren, kappen en huiven de
strenge ordonnantie der standen, de pronkende waardigheden, den staat
van blijdschap of smart, de teedere betrekking van vrienden en
verliefden.
Van alle levensverhoudingen was de aesthetiek zoo uitdrukkelijk mogelijk
uitgewerkt. Hoe hooger het schoonheids- en zedelijkheidsgehalte van zulk
een verhouding was, hoe meer de uitdrukking ervan tot zuivere kunst kon
worden. Beleefdheid, etikette vinden hun schoone uiting enkel in het
leven zelf, in kleed en praal. De rouw echter heeft haar sterke
uitdrukking bovendien in een duurzamen en machtigen kunstvorm: het
grafmonument; de cultuurwaarde van den rouw was verheven door zijn
verband met den godsdienst. Maar nog rijker was de aesthetische bloei
van deze drie levenselementen: dapperheid, eer en liefde.
NOTEN:
[64] Poliziano, Le stanze, l'Orfeo e le rime, ed. G. Carducci, Firenze,
1863, p. 362.
[65] Eustache Deschamps, Oeuvres completes, ed. De Queux de Saint
Hilaire et G. Raynaud (Soc. des anciens textes francais) 1878-1903, 11
vol., no. 31 (I p. 113), vgl. nos. 85, 126, 152, 162, 176, 248, 366,
375, 386, 400, 933, 936, 1195, 1196, 1207, 1213, 1239, 1240 enz. enz.;
Chastellain, I p. 9, 27, IV 5, 56, VI 206, 208, 219, 295; Alain
Chartier, Oeuvres, ed. A. Duchesne, Paris 1617, p. 262; Alanus de Rupe,
Sermo II p. 313, (B. Alanus redivivus, ed. J.A. Coppenstein, Napels,
1642).
[66] Deschamps no. 562 (IV p. 18).
[67] A. de la Borderie, Jean Meschinot, sa vie et ses oeuvres, Bibl. de
l'Ecole des chartes LVI 1895, pp. 277, 280, 305, 310, 312, 622, etc.
[68] Chastellain, I p. 10, Prologue, vgl. Complainte de fortune, VIII
p. 334.
[69] La Marche, I p. 186, IV p. LXXXIX; H. Stein, Etude sur Olivier de
la Marche, historien, poete et diplomate, (Mem. couronnes etc. de
l'Acad. royale de Belg. t. XLIX) Bruxelles 1888, frontispice.
[70] Monstrelet, IV p. 430.
[71] Froissart ed. Luce, X. p. 275; Deschamps no. 810 (IV p. 327); vgl.
Les Quinze joyes demariage, (Paris, Marpon et Flammarion) p. 64 (quinte
joye); Le livre messire Geoffroi
|