heldende achter hem de ladder op, slaat hem met een
stok, ranselt den beul, omdat die hem naar de redding van zijn ziel
vraagt. De beul, verschrikt, overhaast zich, de strop breekt, de arme
misdadiger valt, breekt been en ribben, en moet zoo de ladder weer op
[44].
In de middeleeuwen ontbreken al de gevoelens, die ons besef van justitie
schuchter en weifelend hebben gemaakt: het inzicht in halve
toerekenbaarheid, het besef van 's rechters feilbaarheid, het besef, dat
de maatschappij mee schuld heeft aan het misdrijf van den enkele, de
vraag, of men hem niet kan verbeteren in plaats van hem te doen lijden.
Of misschien beter gezegd: die gevoelens ontbraken niet, maar waren
onuitgedrukt vereenigd in een onmiddellijke aandoening van
barmhartigheid en vergiffenis, die, onafhankelijk van de schuld, telkens
weer de wreede voldoening over het gedane recht komt breken. Waar wij
een aarzelend en half schuldbewust toemeten van verzachte straffen
kennen, daar kent de middeleeuwsche justitie slechts de twee uitersten:
de volle maat van wreede straf en de genade. Bij het schenken van genade
wordt veel minder dan thans gevraagd, of de schuldige om bijzondere
redenen de gratie verdient: voor elke schuld, ook de klaarblijkelijkste,
is volle kwijtschelding te allen tijde gepast. In de praktijk gaf bij
die kwijtscheldingen niet altijd de zuivere barmhartigheid den doorslag.
Het is verbazend, met welk een gelijkmoedigheid de tijdgenooten
vertellen, hoe de tusschenkomst van aanzienlijke verwanten een
misdadiger "lettres de remission" bezorgen. Niettemin gelden de meeste
van die brieven geen aanzienlijken overtreders maar armen lieden uit het
volk, die geen hooge voorspraak gehad hebben [45].
De onmiddellijke tegenstelling van hardvochtigheid en barmhartigheid
beheerscht ook buiten de rechtspleging de zeden. Aan de eene zijde de
vreeselijkste hardvochtigheid tegen misdeelden en gebrekkigen, aan de
andere die ontzaglijke verteedering, dat innig gevoel van verwantschap
voor zieken, armen en gekken, zooals wij het, samen met de wreedheid,
nog uit de Russische litteratuur kennen. Het genot in terechtstellingen
wordt althans nog begeleid en tot zekere hoogte gerechtvaardigd door een
sterk bevredigd rechtsgevoel. In de ongeloofelijke, naieve hardheid,
onkieschheid, den wreeden spot, het leedvermaak, waarmee men het ongeluk
der ellendigen beschouwt, ontbreekt zelfs het veredelend element van het
bevredigd rechtsgevoel. De kroniekschrijver Pierr
|