wil laten vieren,
"pour ce qu'ils disoient que je estoie scismatique et que je creoie en
Benedic l'antipape", zoodat hij alleen in een kapel gaat biechten, alsof
hij 't voor een priester deed, en de mis hoort in het Kartuizerklooster
[39].
Het sterk bewogen karakter van partijgevoel en vorstentrouw werd nog
verhoogd door de machtige suggestieve werking, die er uitging van al
de partijteekens, kleuren, emblemen, deviezen, kreten, die elkander
somtijds in bonte wisseling opvolgden, meestal zwanger van moord en
doodslag, een enkele maal teeken van blijder dingen. Wel twee duizend
personen trokken in 1380 den jongen Karel VI bij zijn intocht in Parijs
tegemoet, allen gelijk gekleed in half groen half wit. Tot driemaal toe
zag men in de jaren 1411 tot 1413 heel Parijs plotseling met ander
kenteeken getooid: paarse kaproenen met het Andrieskruis, witte
kaproenen, dan weer violette. Geestelijken, vrouwen en kinderen droegen
ze. Tijdens het schrikbewind der Bourguignons te Parijs in 1411 werden
iederen Zondag de Armagnacs onder klokgelui geexcommuniceerd; men behing
de heiligenbeelden met het Andrieskruis, ja, sommige priesters wilden
bij de mis en bij den doop het kruisteeken niet recht maken, zooals de
Heer gekruist was, maar maakten het schuins [40].
De blinde hartstocht, waarmee men zijn partij, zijn heer of ook zijn
eigen zaak volgde, was mede een uitingsvorm van het muurvaste,
steenharde rechtsgevoel, de onwrikbare verzekerdheid, dat elke daad haar
uiterste vergelding eischt. Het middeleeuwsche gerechtigheidsgevoel was
voor drie kwart heidensch. Het was wraakbehoefte. De kerk had wel de
rechtsgewoonten getracht te verzachten door aandrang op zachtmoedigheid,
vrede, vergevensgezindheid, maar het eigenlijke rechtsgevoel had zij
daarmee niet veranderd. Integendeel, zij had het geexaspereerd, door aan
de vergeldingsbehoefte den haat tegen de zonde toe te voegen. De zonde
nu, dat was al te vaak: wat mijn vijand doet. Er was een enorme spanning
gekomen van barbaarsch-religieus gerechtigheidsgevoel; onder invloed van
de zonde-opvatting was de afkoopbaarheid van het misdrijf meer en meer
teruggedrongen, en zoo is het einde der middeleeuwen de bedwelmende
bloeitijd van pijnlijke gerechtigheid en justitieele wreedheid geworden.
Daar was geen oogenblik van twijfel, of de boosdoener zijn recht
verdiend had. Daar was innige voldoening over treffende daden van
justitie, door den vorst zelf verricht. Daar waren vlagen van straffe
g
|