0-82. N. C. Lynkeri, Series
operis Grotianae J. B. ac P. 1688. Joh. Olivekrantzii Tabulae in H. Gr.
1688-90-1706. Joh. Schefferi, H. Gr. de J. B. ac P. enucleatus Stettin
1693. J. S. Hendigeri, Sicilimenta de H. Grotio Rost. 1712. J. B.
Wernher, Annot. Succinctae ad H. Gr. 1721. F. C. von Scheib, Grotius de
J. B. ac P. in nuce 1737. G. M. Horn, observ. jurisgentium et publici
univers. ad H. Grotii 1744. M. Hassius, Conspectus H. Grotii trium de J.
B. et P. librorum 1746--C. F. Schott, Dissert, sistens analysin operis
Grotiani de J. B. et P. Tubingen 1768-1770.--H. Grotius de J. B. et P.
in compendium redactus a J. Scheffero, cum notis, edidit J. G. Wickers,
Groning. 1771. In handschrift bestaan nog: H. Cras Praelect. in Grotium
de J. B. et P.--Vitriarii, dictata in Grotium de J. B. et P.--Ruckeri ad
Grotium. [43]
Met recht, gelijk men ziet, kon Ompteda zeggen:
"Nicht leicht hat sich een gelehrtes Werk so beruehmt und allgemein
bekant gemacht, nicht leicht ist dasselbe so vielfaeltig von neuen
ausgeleget, so vielfaeltig commentirt, und mit Noten versehen, auch in so
manche Sprache uebersetzet worden, wie eben dieses." [44]
Bij zooveel lofs rijst de vraag: Heeft Grotius ook tegenstanders gehad?
Het zou wel wonder zijn, zoo dit niet het geval ware geweest.
Wij willen er slechts enkelen noemen: De annotata van Johannis a
Felde [45] waren tamelijk scherp. De twee de Cocceji, Henricus en
Samuel, [46] hadden veel op-en aanmerkingen, zij waren het positivisme in
de zedenleer toegedaan.
De professoren der Leuvensche "Alma mater," ofschoon Grotius' genie
erkennend, meenden toch, dat zijn "de Jure Belli et Pacis geen onmisbaar
boek was by de studie van het publieke recht. Een zekere Robert durfde
zelfs zijn lessen beginnen, met te bewijzen, dat Grotius' heele systeem
over het "jus naturae sociale" een "figmentum" was. [47]
#Hugo de Groot en het recht.#
_I. Zijne grondstelling._
Wij kennen de ellenden, waaraan Europa, dank de averechtsche beginselen
in recht en politiek, door vorsten en volken gehuldigd, in de 16'de en
in het begin der 17'de eeuw, ter prooi was.
Die valsche beginselen waren geincarneerd in de zoogenaamde
machiavellistische leer, [48] de leer, dat de hoogste wijsheid der
vorsten en volken was, steeds bedacht te zijn op eigen baat en hiernaar
altijd en voor alles te streven, met behulp zelfs van leugen en bedrog.
Het was tegen deze leer en, tegen de praktijk, die zich rechtvaardig
|