e, evenwel slechts in een bepaalden zin. Men vergete niet, wat
hier bedoeld wordt. Alleen dit, dat het recht in de praktijk dikwijls
zou overtreden worden, zoo het niet de macht in zijn dienst had. Gelijk
men ziet, komt Grotius nu bij de sanctie van het recht.
Een sanctie is noodig. Het recht vindt die sanctie dikwerf in een
tijdelijke macht. De onwilligen worden vaak met ijzeren arm gedwongen te
doen, wat zij moeten doen. Maar zou het recht van alle sanctie ontbloot
zijn zonder tijdelijke macht? Wel neen. Ook dan nog heeft het recht zijn
gevolgen, een intrinsieke sanctie bestaat er. Het is de gerustheid van
geweten voor hen, die het recht naleven; het is de onrust en wroeging
voor diegenen, welke zich niet om het recht bekommeren, De rechtvaardige
oogst den lof in der menschen, de ongerechte wordt verafschuwd. Wat meer
is, God die zijn oordeelen bewaart voor het volgend leven, is de vijand
van het onrecht en heeft het recht lief. (o.c. prol. 20.)
Ten slotte acht de Groot het noodig weder opnieuw te wijzen op het
voordeel, dat er gelegen is in het nakomen van het volkenrecht. Want
begrijpt men allicht, dat men ter wille van zijn eigen belang de
burgerlijke wetten dient na te leven, niet zoo licht ziet men in, dat
ook hetzelfde geldt, wat de onderhouding van het recht betreft, ten
overstaan van hen, die niet met ons leven in eenzelfde burgerlijke
gemeenschap. Ook hier kunnen wij niet onrechtvaardig leven leven zonder
zelf schade te lijden. Een volk immers kan zoo machtig zijn, als het
wil, het heeft toch, niettegenstaande dat, om maar iets te noemen, de
anderen noodig om verbonden volken, die tegen hetzelve optrekken, te
kunnen weerstaan; evenzoo heeft het de anderen noodig voor zijn handel,
(o.c. Prol. 22.)
Onderlinge gemeenschap tusschen de volken, onderlinge eenheid in een
woord, is noodig en daarom ook is noodig, dat er rechtvaardigheid
beoefend worde; zonder deze deugd immers kan geen enkele gemeenschap
bestaan, zelfs niet een van baanstroopers. [64]
_IV. De beteekenis van den term "recht".--De verdeeling van het
recht._
Als wij, zoo zegt de Groot, boven ons boek als titel schreven: "Over het
recht des oorlogs," dan wilden wij daarmede het doel van ons schrijven
bekend maken. Wij wilden zeggen, dat wij op de eerste plaats ons gingen
afvragen, of een oorlog rechtvaardig kan zijn, en vervolgens, wat in den
oorlog rechtens mag gebeuren.
Daarom zouden wij het woord "recht" uit den titel niet ande
|