FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   22   23   24   25   26   27   28   29   30   31   32   33   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43   44   45   46  
47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   61   62   63   64   65   66   67   68   69   70   71   >>   >|  
astbestaande op den vreemdeling. Men heeft ooit gemeend, dat deze "prudens dispensatio" van wat men heeft, een deel vormt der rechtvaardigheid in strengen zin. Dat is onwaar, want de rechtvaardigheid streng genomen, bestaat in het iemand laten of teruggeven van wat het zijne is of van datgene, wat wij door een verbintenis verplicht zijn hem te geven. [54] Het jus naturae laxius berust dus niet op een nuttigheidsbeginsel zonder meer, gelijk Kaltenborn [55] meent? "Neben diesem jus naturale strictum, wird noch ein laxius aufgestellt dem das Princip der Nuetzlichkeit zum Grunde liege"; zijn eigen welzijn mag de mensch zoeken, maar dat slechts in zooverre als redelijk wezen; zijn _waar_ en _werkelijk_ welzijn is de mensch verplicht na te streven. De menschelijke handeling is goed en geboden, of kwaad en verboden, niet als zij nuttig is, maar als zij redelijk is. Daarmede houdt verband, wat Grotius later zegt, dat de beoefening der deugden van matigheid, sterkte en voorzichtigheid niet alleen altijd goed is, maar zelfs ooit plicht wordt, dan n.l., als het tegen de rede zou zijn, deze deugden niet te beoefenen. [56] Deze beginselen zal Grotius later toepassen, als hij de kwestie, of de oorlog per se een onrechtmatige daad is, gaat oplossen. Eerst, zoo zegt hij, moet men zien of wij al van zelf, door onze zinnelijke natuur tot iets geneigd zijn; vervolgens of dat geneigd zijn niet in strijd is met ons verstand. Het verstand immers moet de driften van den mensch beheerschen. [57] -B. Het stellige recht.- +1 deg. Het bestaan eener willekeurige goddelijke rechtsorde.+ Et haec quidem quae jam diximus locum aliquem haberent, etiamsi daremus, quod sine summo scelere dari nequit, non esse Deum, aut non curari ab eo negotia humana. [58] (o.c. prol. 11) Deze zoo bekende en zoo befaamde woorden van Grotius volgen na zijn uiteenzetting van het natuurrecht in zijn dubbele beteekenis. Zij dienen niet slechts om den aard aan te geven van het natuurrecht, als onafhankelijk in zijn bestaan van elk uitwendig beginsel, als wordend met den mensch en met zijn natuur; maar zij dienen tevens als overgang tot eene nieuwe rechtsbron: de uitgesproken wil van God. God, zegt hij, bestaat; en de reden, en de overlevering leeren het ons. God is de Maker van alles, wat is, en wij hebben Hem te danken, hetgeen wij zijn en hebben. Hieruit volgt, dat Hij een hoogheidsrecht heeft over ons, dat wij zijn wil moeten volb
PREV.   NEXT  
|<   22   23   24   25   26   27   28   29   30   31   32   33   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43   44   45   46  
47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   61   62   63   64   65   66   67   68   69   70   71   >>   >|  



Top keywords:

mensch

 

Grotius

 

slechts

 

deugden

 
natuurrecht
 

natuur

 

bestaan

 
dienen
 

laxius

 
welzijn

hebben

 

verplicht

 
rechtvaardigheid
 

geneigd

 

bestaat

 
verstand
 

redelijk

 
aliquem
 

haberent

 

daremus


scelere

 

zinnelijke

 

etiamsi

 
nequit
 

stellige

 

beheerschen

 

driften

 

vervolgens

 

strijd

 

immers


quidem

 

diximus

 

willekeurige

 

goddelijke

 

rechtsorde

 

rechtsbron

 
nieuwe
 
uitgesproken
 
overlevering
 

overgang


uitwendig
 

beginsel

 

wordend

 

tevens

 

leeren

 

hoogheidsrecht

 

moeten

 

Hieruit

 

danken

 

hetgeen