baat het, vrouw: in Vlaanderen is het
leven onhoudbaar om den wille van de plakkaten. Welhaast zal telken
nacht de kar van den Dood dof door de straten rijden en wij zullen
zijne beenderen hooren rammelen.
Soetkin sprak:
--Jaag me geen schrik aan, Klaas. De keizer is de vader van Vlaanderen
en Brabant; als dusdanig is hij braaf en grootmoedig, geduldig
en genadig.
--Daarbij zou hij te veel verliezen, antwoordde Klaas, want de
verbeurdverklaarde goederen komen hem bij erfenis toe.
Plotseling hoorde men de trompet en de cimbels van den
stadsuitroeper. Op dat geluid kwamen Klaas en Soetkin, die beurt om
beurt Uilenspiegel op den arm droegen, met de volksmenigte toegeloopen.
Zoo kwamen zij aan het schepenhuis. Voor de pui waren de herauten te
peerd, op bazuinen blazend en op cimbels slaande, de provoost met de
roede der justitie in de hand en de stadsprocureur, ook te peerd,
die eene ordonnantie des keizers in de hand hield en zich gereed
maakte ze aan vergaderde volksmenigte voor te lezen.
Klaas vernam, dat het andermaal aan allen in 't algemeen en aan elk in
't bijzonder verboden was, te drukken, te lezen, in bezit te hebben of
voor te staan, de boeken, schriften of leerstellingen van Martinus
Luther, van Joannes Wycliff, Joannes Huss, Marcilius van Padua,
AEcolampadius, Ulricus Zwinglius, Philippus Melanchton, Franciscus
Lambertus, Joannes Pomeranus, Otto Brunselsius, Justus Jonas, Joannes
Pupperis en Gorcianus, de Nieuwe Testamenten gedrukt door Adriaan
van Bergen, Christoffel van Roemonde en Joannes Zell, vol Luthersche
en andere heresien, verworpen en veroordeeld door de Faculteit der
godgeleerdheid van de Universiteit van Leuven. Mitsgaders te maken of
te doen maken smadelijke konterfeitsels of afbeeldsels van God, van de
heilige Maagd Maria of van de santen; te breken, te scheuren of uit te
wisschen de beelden of konterfeitsels, vervaardigd tot verheerlijking
van en tot aandenken aan God en de Maagd Maria of de heiligen der kerk.
Verder zei het plakkaat, dat het aan niemand toegelaten was, tot welken
staat hij ook mocht behooren, zich te vermeten de Heilige Schrifture te
bespreken of over haar te twisten, zelfs niet op twijfelachtige punten,
tenzij door een godgeleerde van naam, erkend door eene Universiteit,
daartoe gemachtigd.
Onder andere straffen besliste Zijne Heilige Majesteit, dat
de verdachten nooit of nimmer een eerbaar ambt zouden kunnen
bekleeden. En zij, welke in hunne dolingen herviel
|