FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   32   33   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56  
57   58   59   60   61   62   63   64   65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   >>   >|  
enszins bloeien; ben ik uw spiegel niet, heer dokter in de rechten? Als Uilenspiegel tot klant een oudgediende kreeg, liet hij, in stee van zijn gezicht, in 't midden van de lijst een schotel vleesch en brood zien, en sprak hij: --De oorlog zal u tot gehakt maken; wat geeft gij mij om de voorzegging, o snorrebaard, verzot op sakkers met wijden mond? En als een oud heertje aan Uilenspiegel zijn poezelig wijfje liet zien, verborg de snaak zijn gelaat nogmaals en toonde in de lijste een boompje, aan welks takken messen, koffertjes, kammen en schrijfgerei hingen, alles van hoorn vervaardigd, en zeide: --Vanwaar komen die schoone snuisterijen, messire? is het niet van den horenboom, die groeit in den boomgaard der oude manslieden? Wie zal nog zeggen, dat horendragers van geenerlei nut zijn in de samenleving? En Uilenspiegel toonde in de lijste, nevens den boom, zijn jeugdig gezicht. Als de ouderling hem hoorde, ontstak hij in hevige woede, doch zijn vrouwtje paaide hem, en glimlachend vroeg zij aan Uilenspiegel: --En mijn spiegel, wilt ge hem mij toonen? --Kom nader, was 't antwoord. Zij deed het. Toen kuste hij haar waar hij maar kon. --Uw spiegel, sprak hij, is bloeiende jeugd in trotschheid gehuld. En de schoone ging heen, en vergat niet hem een paar gulden te geven. Aan een dikken monnik, die hem vroeg om zijn tegenwoordig en toekomstig gezicht te zien, antwoordde Uilenspiegel: --Gij zijt eene hespenkast, en een bierkelder zult gij ook zijn, want zout noodt tot drinken, niet waar, dikzak? Geef mij een oortje, omdat ik de waarheid zei. --Mijn zoon, sprak de monnik, nooit dragen wij geld op ons. --Dan is het, antwoordde Uilenspiegel, dat het geld u op zich draagt, want mij is 't bekend, dat gij het steekt tusschen twee zolen, onder den voet! Geef mij uw riemschoen. Maar de monnik hernam: --Mijn zoon, 't is het goed van het klooster. Maar als 't moet, zal ik u toch twee oortjes geven voor uwe moeite. De monnik gaf ze en Uilenspiegel nam ze minzaam aan. Daarna toonde hij ook aan de lieden van Damme, van Brugge, van Blankenberge, tot zelfs van Oostende, hunnen spiegel. En in stee van te zeggen in Vlaamsche sprake: "Ik ben Ulieden spiegel", zei hij kortweg: "Ik ben Ulen spiegel", gelijk thans nog gezegd wordt in Oost- en West-Vlaanderen. En zoo kwam hij aan zijn bijnaam Uilenspiegel. XXI. Grooter geworden slenterde hij geerne langs kermissen en jaarmarkten. Zag hij erg
PREV.   NEXT  
|<   32   33   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56  
57   58   59   60   61   62   63   64   65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   >>   >|  



Top keywords:
Uilenspiegel
 

spiegel

 

monnik

 
toonde
 

gezicht

 

schoone

 
lijste
 

antwoordde

 

zeggen

 
dokter

dragen

 

jaarmarkten

 

rechten

 
draagt
 
riemschoen
 

kermissen

 

bekend

 

steekt

 
tusschen
 

waarheid


toekomstig

 

tegenwoordig

 

dikken

 

midden

 

hespenkast

 

bierkelder

 

drinken

 

dikzak

 

oudgediende

 

oortje


hernam

 

gelijk

 
gezegd
 

kortweg

 

Ulieden

 
Vlaamsche
 

sprake

 

enszins

 

Grooter

 

geworden


slenterde

 

bijnaam

 
Vlaanderen
 

hunnen

 

Oostende

 
moeite
 

oortjes

 
klooster
 
bloeien
 
Blankenberge