van bruinbier. Nele, is 't waar,
dat men, in Vlaanderenland, kaaksmeten maait als men kussen zaait?
--Ik spreek u niet aan, zegde zij.
--Waarom doet ge dan uw mondje open om het mij te zeggen?
--Ik ben kwaad, sprak zij.
Uilenspiegel klopte heel zachtjes op heuren rug en sprak:
--Kus een vrouwtje en ze zal u kloppen; klop een vrouwtje en ze zal
u kussen. Kus mij dan, liefste, vermits ik u klopte.
Nele keerde zich om. Hij opende zijne armen en, nog weenend, wierp
zij er zich in en vroeg:
--Zult ge ginder niet meer gaan, Thijl?
Maar hij antwoordde niet, want hij had het te druk met heure bevende
vingeren in de zijne te drukken en, met de lippen, de heete tranen
te wisschen, die uit Nele's oogen vielen als de dikke droppelen van
een stormregen.
XXVIII.
In dien tijd weigerde Gent, de edele stad, haar aandeel te betalen
in de bede, die haar zoon, keizer Karel, heur vroeg. Zij kon niet
betalen, want zij had geen geld meer, en dit was de schuld van Karel
zelf. Toch was dat een groote misdaad, en hij besloot haar in persoon
te gaan kastijden.
Want de slagen, die eene moeder het zeerst doen, zijn die van heuren
zoon.
Frans met den Langen Neus, zijn vijand, deed hem het aanbod om
door Frankrijk te gaan. Karel nam het aan, en in stee van te
worden gevangengezet, werd hij op vorstelijke wijze onthaald en
gevierd. Altijd zijn de vorsten bereid elkander te helpen, om 't volk
te onderdrukken.
Karel verbleef langen tijd te Valencijn, zonder eenig teeken van
toorn te geven. De stad Gent, zijne moeder, leefde zonder vrees in
het geloof, dat de Keizer, haar zoon, vergeten zou, wijl zij gehandeld
had volgens recht.
Karel kwam onder de muren van de stad met vier duizend peerden. Alva
was bij hem, alsmede de prins van Oranje. Het gemeen en de kleine
ambachten hadden geerne die kinderlijke intrede belet en de tachtig
duizend man van de stad en den bijvang op de been gebracht; maar de
hoogpoorters verzetten zich daartegen, want zij vreesden, dat het volk
de overhand zou krijgen. Nochtans had de stad Gent haren zoon met zijne
vier duizend peerden in de pan kunnen hakken. Maar zij beminde hem nog,
en de kleine ambachten zelven hadden weder vertrouwen gekregen.
Karel ook had haar lief, maar 't was om het geld, dat hij van haar
in zijne kisten had en nog van haar trekken wilde.
Toen hij zich meester gemaakt had van de stad, stelde hij overal
krijgswachten en liet hij dag- en nachtronden doen. Daarna sprak
|