etterkunde van het jaar 1830 tot heden_. Th.
Coopman en L. Scharpe. Antwerpen 1899. 10e aflev.]
II. _Zijne Taal_.
Schrijft Guido Gezelle West-Vlaamsch?
Er is West-Vlaamsch en West-Vlaamsch.
Het eene, dat men de West-Vlaamsche spreektaal kan noemen, is de taal
zooals ze door het volk in West-Vlaanderen gesproken wordt en die
verschilt van stad tot stad, van dorp tot dorp. Deze taal, of talen
liever, zijn niet _het_ West-Vlaamsch, maar de West-Vlaamsche
gewestspraken, die bestaan nevens de Oost-Vlaamsche, de Antwerpsche,
Limburgsche en Brabantsche.
Op de grenzen dier gouwen loopen de dialekten in malkaar, en, langs eene
gamme van kleine verschillen, worden ze op den duur zoo verschillend,
dat de Vlamingen van eene gouw voor die van eene andere somtijds
moeilijk te verstaan zijn; zoo zal bijvb. een bewoner van de
West-Vlaamsche polders meestal niet eenen Kempenaar verstaan.[1]
Daarnevens werd in West-Vlaanderen door Deken De Bo en Guido Gezelle en
door hunne volgelingen, eene West-Vlaamsche schrijftaal gebruikt, die in
eene gansch andere verhouding staat met de taal der overige Vlaamsche
gouwen, immers ze staat alleen, en die ook merkelijk van de gesproken
taal in West-Vlaanderen verschilt. En hoe?
"Natuurlijk," zegt Gezelle zelf, "zal een Vlaming geen ruw en
ongezuiverd Vlaamsch gaan schrijven, zooals hij het op de straat hoort,
-- evenzoomin zou hij met ongemeulend koorn naar de markt gaan; zoo
schrijft hij niet: "'t en e chee waa," maar: "'t en is geen waar." Niet:
"Mettak weg was kwampi," maar: "met dat ik weg was kwam hij."
Gezelle's taal is dus de gezuiverde spreektaal uit West-Vlaanderen. Maar
hoe gezuiverd?
Zooveel mogelijk heeft hij voor regel genomen, onze verfranschte en
verhoogduitschte taal naar het voorouderlijke Vlaamsch te verbeteren:
"Ik heb liefst naar oude Vlaamsche dichters opgezien en zooveel mogelijk
die tale gebruikt, die bij Maerlant en andere te boeke staat en die,
Godlof, alhier nog levende gehoord en gesproken wordt."
Het West-Vlaamsch gaf daar aanleiding toe, immers:
"De taal dier oude gewrochten is in West-Vlaanderen met de _zuivere_
volkstaal eene en dezelfde gebleven.[2]
Het West-Vlaamsch moet, volgens Dr. Snellaert, in de middeneeuwen
grootendeels voor regel in het schrijven gediend hebben; ingezien den
bloei van Brugge, Damme en Sluis, zal de taal er met de betere
beschaving wel gelijken voet gehouden hebben.[3]
Tot dat, men mag dus zeggen, Oud-West-Vlaamsch
|