an zijne _opvatting_, de schoonheid van zijne
_beelden_ en de macht van zijne _voorstelling_ te beschouwen, om zijne
_taal_ te doorgronden, om, met een woord gansch zijne eigene
persoonlijkheid te leeren kennen.
En wil men, zoo kan men er dan eene verdeeling in vinden als volgt:
A. _Voor_ den Lijkdienst.
1o. Omstandigheden:
a. _Wie_ was E.v.d. Bussche?
Verzen: Zoo daar ooit...
Proza.
b. _Wanneer?_ Welke ure was't?
Verzen: 't Was de ure dat...
Proza tot aan: Zoo gebeurde 't.
c. _Waar_ was de begrafenis?
Proza: Wij wierden ondertusschen...
Verzen: Traagzaam trekt...
2o. Verhaal.
a. Het strooien kruis. Lyrische ontboezeming over
't geloof der Vlamingen, en hun gebruik van
een kruis van uitgedorschen stroo te leggen
waar een lijk voorbij moet. Het uitgedorschen
stroo verzinnebeeldt het lichaam zonder de ziel.
b. De moeder van den afgestorvene.
c. Bezoek bij de kist -- en het _De Profundis_.
d. De vader. -- Beschrijving door vergelijking,
Zijne ziekte,
Zedeles en troost.
e. De lijkstoet:
Het kruis -- lyrische strophe.
Landelijke natuurbeschrijving: langs den weg,
en tegenstelling met de stad.
De broeder en de zuster van den overledene.
B. De Lijkdienst.
1o. Voor de kerk: Uitlegging van zinnebeelden uit
de kerkelijke lijkplechtigheden:
Klokken.
Wijwater.
2o. In de kerk:
a. De rouwgetijden. }
b. Het _Dies irae_. }
c. Wierook. } Het aangrijpend _mysterie_
d. Lichten. } van de grootsche
e. Offerande. } troostende ceremonien
f. Bel. } uit onze heiligen
g. Consecratie. } Godsdienst.
h. Klokken. }
i. Het: _In Paradisum_. }
C. De Begraving.
1. Laatste plechtigheden.
2. Lijkrede: In deze innig roerende aanspraak is
evenmin als in al 't voorafgaande eene klassieke
verdeeling te vinden. Dwingt men er den stalen
gietvorm op van: Exordium, Confirmatio en
Epilogus of Peroratio, zoo dooft men eenvoudig
de verhevene zielegloed die door het stuk leeft,
en men maakt het belachelijk. Wederom k
|