klommen, rustig en zeker zijn triomf viert en geniet. Zij weten niet
dat, waar de wereld spreekt van een overwinning, dikwijls in het hart
van den overwinnaar een gevoel leeft van nederlaag. Maar hij weet het,
de dichter-peinzer. Wanneer hij aan een victorie denkt, dan is het aan
een van de toekomst. Zijn zegepraal,--daarvan is nog nooit het
bewustzijn tot hem doorgedrongen. Het is een triomf in afwachting en
verlangen. En hij weet dat die nooit zal komen.
Hij gelijkt op den John Gabriel Borkman dien hij heeft geschapen, den
groot-ondernemer, den man met grootsche plannen van mijnbouwbedrijf en
ontwikkeling van welvaart. Borkman heeft de schatten van den grond uit
hun gebondenheid willen losmaken, en de menschen hebben hem hun
vertrouwen gegeven; maar hij is gestruikeld over een hinderpaal, een
hinderlaag, hij heeft zijn eerzucht geboet met opsluiting in de
gevangenis, daarna met opsluiting in het leven. Zijn eenige
vrijheid,--de illusie over de toekomst; zijn eenig vertoon van
trots,--de pose van gewaande grootheid.
De dichter heeft, als zijn koopman, in de diepte willen graven; hij
wilde den rijkdom, gehouwen uit den mijngang van het hart, voor zijn
volk ontplooien, dat een stroom van energie zou uitgaan over zijn
Noorwegen, en hij moest onderdoen voor zooveel kleine verhoudingen in de
wereld,--hij moest zijn nederlaag erkennen tegenover de kleinheid van
zijn eigen geest, die de innigste eigenste kern en kracht van het leven
niet machtig en teeder genoeg vermocht te grijpen.
En verder nog, tegelijk in 't verleden en in de toekomst zag de dichter.
Hij heeft gefaald, omdat hij zijn hart gaf aan den schijnrijkdom van het
leven. Wat deed hij daarmee anders dan het voorbeeld volgen van zijn
vader, zijn lichamelijken vader, Knut Ibsen, den rijken koopman, die
vertrouwend op zijn vermogen, zijn rijkdom had opgeofferd aan den
schijn, en die zijn weidsche uitzichten had zien ondergaan in een
failliet,--een gevangene voortaan van het leven?
Maar hij, de zoon, hij, Henrik Johan Ibsen, had de engte van het
huiselijk bestaan niet kunnen verdragen. De begeerte en het zelfgevoel
en de trots van een eigen leven te voeren met zijn genot en zijn
grootheid had hem in de wijde wereld gelokt, en die vereenzaamden van
zijn huisgezin doen verstooten en vergeten. Die mokkende gevangenen die
op hem hun hoop hadden gebouwd, evenals het gezin van John Gabriel
Borkman zijn verwachting stelde op den zoon, die den naam van het
geslacht wed
|