e beheerschen, maar die een uitweg zoekt
en hem vindt in de beschouwing van de kunst[33], het hoogste menschelijk
vermogen, scheppende de menschengestalte in haar volle evenwicht en
majesteit.
* * * * *
[Illustratie: Titelblad van het Manuscript van Ibsen's eerste Drama
"Catilina" (1849) op 21-jarigen leeftijd geschreven.]
De Fransch-Duitsche oorlog door den Commune-opstand gevolgd, heeft een
diepe insnede in Taine's leven getrokken. Hij kwam al meer en meer door
zijn werk in oppositie tegen de tijdstrooming--maar ik heb reeds over
die levensperiode en de _Origines de la France contemporaine_ gesproken.
Zijn langdurige kwaal en zijn dood--Taine is in 1893 gestorven--hebben
zijn taak onvoltooid gelaten. Een oordeel over de derde periode heeft
daardoor zijn bezwaren....
* * * * *
Maar kan men zich door al dit opgenoemde niet een beeld vormen van de
typische mannen der generatie van 1828? Zij bezitten niet eenheid, niet
directheid van gaaf; neen, hun verbeelding spruit voort uit weten en
gevoel, uit verstand en gevoeligheid; zij komen van een grensjaar.
Zij behooren tot een afloopenden grooten tijd, en er is nog iets in hen
van de macht en den drang uit het begin der eeuw, tegelijk met iets
bezonnens en ouds, dat terugdringt;--zij zijn opgegroeid onder den
invloed van de Juli-burger-omwenteling, en er blijft hun altoos iets bij
van het karakteristiek nationale, dat het teeken is van 1830....
Het revolutiejaar van 1848 brengt hun geest naar buiten. Dan gebruiken
zij het eerste groote tijdvak van hun leven om hun gebied en zichzelf in
bezit te nemen. Maar de gelijkmatige gang wordt in 1871 gewelddadig
afgebroken. Er was een toenadering geweest tusschen de volken van
Europa, en er had zich een soort van Europeesche maatschappij gevormd
onder de leiding van Frankrijk. Dat grootere samenleven hield op met den
val van het keizerrijk; de staten, die zich als in een familie wilden
vereenigen, trokken zich vijandig ieder in zijn staatsleven terug, en
ook in iedere afzonderlijke samenleving heeft de angst voor de Commune
een verscherping van het standenleven bewerkt.
Men zou het zoo kunnen noemen, dat de maatschappelijke geest na 1871 een
inkrimping ondervindt, en zijn krachten beperkt tot het gebied van den
staat. Het talent der mannen waarvan hier sprake is, ondergaat daardoor
een ombuiging. Waren hun krachten minder geoefend geweest, hadden zij
niet
|