Want is hij een
bittere kamper, hij heeft tegelijk behoefte aan liefde, aan vertrouwen,
aan harmonie. Hij is onverbeterlijk een optimist.
Zoo heeft Wergeland in zijn dramatisch-episch wereldgedicht het type van
het echte Noorsche karakter aangegeven, al kon hij 't nog niet voluit
teekenen: dat karakter opgebouwd uit sluwheid en weekheid, uit liefde
en onbuigzamen trots van persoonlijkheid. Men zou in het werk van
Oehlenschlaeger misschien de beide bestanddeelen kunnen terugvinden,
ik heb het al gezegd, maar Wergeland geeft eerst de echt Noorsche
overzetting. Voor hem, voor den Noorschen dichter, wordt de menschheid
geleid en bezield door den genius van mokkende, wrokkende onrust, die
eigenzinnig overmoedig buiten zichzelf uit wil, en door den genius van
de overgaaf der liefde die, buigend voor de eigenwilligheid, haar
opvoert tot vrede en verlossing. De menschheid zoekt naar harmonie; zij
zal haar vinden, dit is Wergelands denkbeeld. Op een hooger peil geland,
treedt de mensch den Paradijsstaat weer binnen.
Wergeland geloofde in zijn volk. Laat hem in zijn poeem met luchtbeelden
schermen, achter de woorden en over elkaar tuimelende symbolen klopte
wel degelijk het hart van een man. Hij had de zienersgaaf, en den moed
in een dorren tijd om te zijn: een volksman. Daarom kwam hij voor den
dag uit zijn poezie, en hij trok de conclusies van zijn "hemel-en-aard"-
gedicht op den vasten grond der aarde, op Noorwegens bodem. Het in hart
en ziel onverdorven menschenslag, dat de grondstof moest wezen voor het
rijk der toekomst, vond de dichter terug in zijn vaderland. Het was de
boerenbevolking waarop hij zijn verwachting grondde. Wanneer zij zich
bewust werd van haar waarde en haar geest vrijmaakte van de al te
beperkende banden, dan zou Noorwegen herleven. Hij zag in hen de "zonen
der natuur", met den aanleg en de voorbestemming om den idealen staat
tot een werkelijkheid te maken, een rechtop uit de eigen volkskracht
gegroeiden staat.
* * * * *
Er is een intieme tegenspraak in Wergelands opvatting. Ongetwijfeld.
Het denkbeeld van den harden strijd- en twijfeldrang in de menschenborst,
verdraagt zich niet goed met het natuurlijk ontvouwen van het nationaal
karakter. Maar dat contrast--daarin bestond juist zijn individuele
leven. Met die twee polen van zijn gevoel, verlangen naar kamp en naar
harmonie, raakte zijn bijzonder leven den omvang van het algemeene
leven, en die levensgevoeligheid,
|