an den godsdienst was, dat zij onder geen
paapschen kapitein wilden staan, en dat hun eed hin niet verbond ook de
vijanden der kerk te beschermen. Burgemeesteren waren inschikkelljk,
gaven hun acht dagen van beraad. Maar het complot wies aan en men werd
stouter, omdat de predikanten hen openlijk en in het geheim
ondersteunden en den eed onverbindbaar achtten. Vergaderingen--opruiende
schotschriften onder de gemeente verspreid--petitien--en de gemoederen
waren weldra in rep en roer. Wat een schuttersoneenigheid was van geheel
beperkten aard, kreeg door de bekende invloeden het dubbel karakter van
eene godsdienstige en staatkundige beweging, die op verandering van
regeering doelde. De roervinken--en daarbij de twee predikanten Beijerus
en Kloppenburg voorop--moeiden er nu de Staten te 's Gravenhage, de
synode, en zelfs de godgeleerde faculteit te Leiden in, welke laatste
adviseerde, dat de eed niet bond om iets tegen de ware religie te doen
en men dien niet mocht afleggen aan een kapitein, die een vijand van die
religie was.
Toen de regeering een dertigtal burgers van den eed ontsloeg en
ontschutterde, leverden de meesten daartegen protest in, vervoegden zich
weder bij de Staten en bij den stadhouder, en het word eene veel
vertakte beweging en beroering, die van allerlei geheime kanten en
invloeden gestookt werd.
Was het scherp, niet onwaar was Vondels hekelvers, dat men in dezen
tijd, onder den titel van _Boeren Cathechismus_, in de boekwinkels ten
toon had zien hangen:
_Boer_. Zijn dan dees ezels zonder reden?
_Student_. 't Blijkt als zij 't volk ontslaen van eeden,
Gezworen aen haer overheden.
B. Dat dient als onkruid uitgewied,
Ons Zalichmaeker leert dit niet,
Die 't volk gehoorzaemheit gebiet.
Wie port haar aen tot zulke ranken?
S. De boden van Synodes banken.
Wat ruw voor onze teedere ooren en preutsch geworden taal, maar minder ruw,
toen men de roede niet met bloemen omwond, was het slot:
S. 't Zou Kloppenburg te bijster passen,
Stadsbeedlaar die nu opgewassen
Zijn voesterheeren wil verbassen.
B. Al was 't ondankbaar kreng gestroopt,
Gebraden en met Smout gedroopt,
'k Wed zich geen hont om 't aes verloopt.
En zoo komen wij weder op Smout terug, nog niet als vet met zijn
medekemphaan gebraden, maar aan het eind zijner tekstverklaring,
|