uk van ons te bezorgen.
Maar van deze bovenaardsche herdrukken is zelfs den fijnsten bouquinist
nog geen exemplaar onder de oogen gekomen; het blijft eene hypothese,
eene speculatie; misschien ook zou zulk eene tweede uitgaaf eene slechte
speculatie blijken, die de kosten niet loonde.
Maar voor een boek is eene tweede of zelfs derde incarnatie een herleven
en dikwijls pas een eigenlijk leven. Het is bij lange na niet de eigen
verdienste, die de fata libelli bepaalt. Daar hangt zeer veel van den
smaak, van den ijver, van de betrekkingen der uitgevers af, en menig
degelijk voortbrengsel gaat, verloren, omdat het verscholen bleef, en
het bleef verscholen, omdat de uitgever het slecht uitgaf en verkeerd
exploiteerde.
De oude kopij is dus niet alleen bruikbaar en wat waard, soms is zij
even goed als nieuw.
Maar het kan gebeuren dat een uitgever er het zijne van gehad heeft en
te veel kopij bezit. Daarom brengt hij een deel van zijn fonds, van zijn
voorraad kopij aan de markt. Dan worden er veilingen gehouden van het
fonds van een of meer uitgevers. Zulke fondsveilingen hebben veel van
slavenmarkten. Zelfs doode auteurs worden daar verkocht. Maar de levende
worden er evenals in het Oosten uitgestald, bekeken, betast, becijferd
en geveild. Voor gebreken wordt niet ingestaan, en wie er bekocht is,
heeft het zijn eigen oogen te wijten. Men moet weten voor welken arbeid
eene kopij nog dienen kan; of zij huiswerk kan doen, of zij gezond is en
hard kan werken, dan wel of zij jong, of zij schoon is en geschikt om te
pronken en te verleiden.
Op die markt kunt gij ook eene prijscourant der letterkunde opmaken.
Luimig goed blijft genoteerd: zeer willig en veel navraag. Gedichten, de
puike, zeer wisselvallig, maar doorgaans in het geheel geen animo. Naar
verzen, mooi ordinair, is evenwel redelijke vraag. Novellen, de goede
qualiteit, met levendigen omzet. Theologie, men noteert lichte, middel
en zware; tegenwoordig flauw; de koopers zeer geretireerd; bijna van de
markt genomen. Alleen stichtelijke lectuur, de fijne soort, gunstige
stemming.
Gij kunt deze beurstermen ook achter de namen der Nederlandsche auteurs
zetten. Dat wordt ook op die slavenmarkten gedaan, maar hier wil ik
liever geen namen noemen.
De geldswaarden van al die marktproducten wordt meer bepaald door de
werkkracht dan door de schoonheid. Schoonheid is dikwijls te hoog en te
onhandelbaar. Bevalligheid geldt meer, en modieuze zwier, die zich
vroolijk en lac
|