Middelerwijl was alles, wat er in kasten en kisten zat, uitgehaald,
omvergehaald, betast en besnuffeld. Er is altijd iets in, dat hindert en
stuit, aldus wat iemand in eigendom bezat en waarover hij opgenomen en
bekeken te zien, en vreemde oogen in laden en kasten, vroeger slechts
voor den eigenaar toegankelijk. Ook hierin was het alsof bij elke lade,
die geopend, bij elk stuk, dat uit zijne bewaarplaats gehaald werd, de
invloed van den dood verloor en het leven de overhand nam.
Nu is het proces--verbaal der ontzegeling gesloten, en de
belanghebbenden worden een voor een uitgenoodigd het te onderteekenen.
--Kunt gij schrijven? vraagt de griffier.
--Ja, een beetje, antwoordde degeen, die het eerst optrad,--maar ik moet
eerst de fok opzetten.
Die _fok_ bestaat in een grooten bril met ronde glazen en schildpadden
randen, die als een weer--of sterrenkundig werktuig uit eene breede
chagrijnen doos wordt gehaald.
De man, die sneller een gemet zou afploegen dan eene halve bladzijde
volschrijven, neemt de pen op, zeer voorzichtig, alsof hij instinctmatig
begreep, welk een gevaarlijk wapen zij is, en bevestigt haar met de
linker--in de breede harde vingers der rechterhand.--Waar? vraagt hij
over zijn bril opziende, en het wordt hem gewezen, waar hij zijn naam
moet stellen. De pen staat op het papier, maar geeft niet af--er is geen
inkt in. Ingedoopt staat de pen weder op het blad, de bek buigt, buigt,
buigt nogmaals, maar laat slechts twee punten zien, van elkander
afgescheiden, en geen inkt vloeit tusschen die ruimte naar beneden. Nog
eens ingedoopt--de man schommelt onder dat alles op zijn stoel heen en
weder, onrustig, pijnlijk, zweetend,--eindelijk geeft zij af, maar bij
den ophaal der _K_ met eene ontzettende ontploffing een twintigtal
zwarte bommen over het blad verspreidende. Doch nu gaat het dan ook
voort; langzaam wel is waar, maar zeker, bevalt de pen van eene _o_, die
er als een ei uitrolt; eene beverige _r_ volgt, maar wil met het ei
niets te doen hebben, van betere familie wellicht, en houdt zich op een
hoogmoedigen afstand; maar trotschheid maakt niet bemind en daarom laten
de _S_, zonder reden eene kapitale, en de _t_ haar links liggen. Nu
volgen poot aan poot de letters _iaan_, getand als zagen, gekorven en
afgeknabbeld als oude munten.
De eigenaar van dezen voornaam legt zeer tevreden het hoofd op den
linkerschouder, en aldus, terwijl de tong over de lippen heen en weer
gaat, begint hij opnieuw eene
|