zeggen zij en willen hen met bek en
klauw te lijf. Deze verweren zich met schotel en braadspit, totdat de
hop betoogt dat het vrienden zijn. Peisthetairos vertelt hun, dat de
vogels de oudste heeren en meesters der wereld zijn, dat de goden zelve
zich van vleugels en de hulp der vogels bedienen, dat de menschen zich
in alle handelingen naar hen richten. De vogels moeten dus hun rang en
heerschappij boven goden en menschen weer innemen. Zij moeten eene stad
bouwen tusschen hemel en aarde, zoodat de reuk der offers niet meer tot
de goden kan opstijgen en deze van gebrek moeten omkomen, als zij de
heerschappij der vogels niet aannemen. Dat plan wordt met
vleugelapplaudissement toegejuicht en uitgevoerd. Peisthetairos wordt
koning van de nieuwe, weldra verrezen Wolkenkoekoekstad.
Met eene wonderbare tegenstelling hooren wij dan uit zijn mond allerlei
verstandige en eerlijke uitspraken tegen de fortuinzoekers, die allengs
op de stad afkomen. Maar ten slotte stijgt de komische toon weer tot de
hoogste luim. Daar komt Prometheus, zich achter een zonnescherm
verschuilend, opdat Zeus hem niet zou zien, meedeelen, dat het met diens
macht gedaan raakt, dat de reuk der vette offerstukken niet meer
omhoogstijgt en de goden daarboven hongeren als op een vastendag.
Weldra zenden zij drie gezanten, Herakles, Poseidoon en eenen Triballos,
een caricatuurgod der barbaren, die koeterwaalsch praat. Zij komen
beleefd tot Peisthetairos, maar deze doet alsof hij ze niet ziet en gaat
voort met de toebereidselen veer een smakelijk gebraad, dat den
lekkerbek Herakles allengs verteedert en verleidt. Peisthetairos is
geneigd tot vrede met de goden, maar vooreerst moet Zeus hem den
heerschersstaf geven, en dan zal hij de goden ten eten vragen.
Onmogelijk, zegt Poseidoon; maar Herakles ruikt het gebraad en stemt al
toe.
Vervolgens moet Zeus hem zijne dochter Basileia--het koningsgezag--tot
vrouw geven.
Onmogelijk, zegt Poseidoon.
Ga maar mede in den hemel met hen om Basileia en al wat gij wilt te
halen, zegt Herakles; ik zal intusschen hier het gebraad klaarmaken.
Het stuk sluit hiermede dat Peisthetairos terugkomt, reeds van verre
schitterend als de zon, en naast hem de schoone bruid Basileia. Hij
zwaait den bliksem, het gevleugelde werptuig van Zeus, en een heerlijke
geur stroomt door alles heen. Het koor jubelt hem een hymenlied te
gemoet en bezingt de macht van den bliksem, gevoerd door den nieuwen
Zeus, en zijne prachtige bruid B
|