een in naam des Vaders, een in
naam des Zoons, een in naam van den Heiligen Geest.--Niet onevangelisch,
inderdaad! Dat noem ik het evangelie verdedigen met het evangelie.--Een
ander franciskaan maakte het nog bonter, en ging in zijn razen tegen
Erasmus iedere maat te buiten. Door evangelischen ijver vervoerd trad ik
dreigend op hem toe, noodzaakte hem geknield vergiffenis te vragen, en
te erkennen dat zijne booze woorden waren ingegeven door den Duivel. Had
hij geaarzeld, mijn hellebaard zou zijn nedergekomen op zijn kruin. Ik
blaakte van strijdlust, en zag er uit als een vertoornde Mars.
Verschillende personen zijn van dit tooneel getuigen geweest.[53]--Het
verwondert mij dat de man niet op de plaats zelve doodgebleven is. Maar
zeg mij, om op ons gesprek van daareven terug te komen, hoe staat het
bij u met de kuischheid?--De jaren zullen mij ingetogenheid leeren, hoop
ik; doch ik weiger niet u in vertrouwen te bekennen dat ik nog geen
model-evangelische ben, enkel een uit den grooten hoop. Wij
evangelischen hebben vier evangelien, en jagen bovenal vier dingen na:
eene goede tafel, inschikkelijke vrouwen, eenig kapitaal, en alles doen
waar wij lust in hebben. Zijn die ons deel, dan heffen wij den beker en
roepen in geestvervoering: Ioe Paean! leve het Evangelie! het rijk van
Christus kome!--Zoo leven epikuristen, niet de evangelie-dragers.
--Toegestemd; maar gij weet dat Christus almagtig is, en hij in een
oogwenk andere menschen van ons maken kan.--Ook zwijnen kan hij van u
maken; gemakkelijker zelfs, daar houd ik het voor, dan brave lieden. Het
wordt tijd dat gij van dit beestachtig leven afscheid neemt.--Ik ontken
dit te minder, daar de profeten onzer dagen het naderend einde der
wereld aankondigen. Ik verbeid de hand van Christus.--Zoo? Nu, dan
moogt gij toezien dat die hand u kneedbaar vinde. En waaruit leiden uwe
profeten af dat het einde der wereld aanstaande is?--Omdat, zeggen zij,
de menschen thans evenzoo leven als in de dagen voor den Zondvloed. Zij
eten, zij drinken, zij tafelen, zij nemen en geven ten huwelijk, zij
loopen vreemde vrouwen na, zij koopen, zij verkoopen, zij woekeren, zij
bouwen; de koningen voeren oorlog, de priesters peinzen op vermeerdering
van inkomsten, de theologen breijen syllogismen, de monniken dweilen
waar men ga, het volk komt in opstand. Erasmus schrijft zamenspraken;
alle plagen tegelijk zijn over ons uitgestort: honger, dorst, inbraak,
oorlog, pest, beroerten, geldgebrek. Zijn dit
|