g te schrijven en
den vrede aan te bevelen.--"Maak u niet ongerust," wordt hem geantwoord,
"die man predikt voor doove ooren."
Behalve om dit ten tooneele voeren van Erasmus door zichzelf, is deze
dialoog ook merkwaardig om eene zinspeling op de meedogenlooze en
bloedige geloofsvervolging in die dagen, teeken van de wassende magt der
ketterij.--"Indien er nu de eene of andere goede God opstaat die de
vorsten met elkander verzoent," klaagt Charon, "dan ben ik een bedorven
man."--"Geen nood," verzekert men hem, "te dien aanzien kunt gij op
beide ooren rustig slapen. In de eerste tien jaren komt er geen vrede.
Alleen de paus van Rome vermaant ijverig tot eendragt; maar hij schuurt
den moriaan. Er zijn ook steden die zuchtend onder zoovele rampen gebukt
gaan; er zijn pruttelende volken die het eene ongeregtigheid noemen dat
ter wille der eerzucht, der bijzondere veeten, van twee of drie personen
de wereld onderstboven gekeerd worde; maar geloof mij, ondanks de
redelijkste vertoogen zal het woord aan de Furien blijven. Wat ik echter
zeggen wilde: waarom komt gij naar de aarde ten behoeve uwer nieuwe
schuit? Kon Vulcanus u niet helpen?--Nu nog fraaijer! Ik bedank voor een
schip van metaal.--Voor een kleinigheid hadt gij van hier een
scheepstimmerman kunnen ontbieden.--Dat is zoo; maar wij hebben beneden
gebrek aan materiaal.--Hoe nu? En al die bosschen?--Alles gekapt. Zelfs
het hout in de Elysesche Velden.--Mag ik vragen met welk doel?--_Voor
het verbranden van de schimmen der ketters_. Zij komen in zulken getale,
dat wij onlangs steenkolen zijn moeten gaan delven."[51]
In den _Cykloop-evangeliedrager_ worden de slechte lutheranen
tentoongesteld. Een ridder die Polyfemus heet en die men, om zijn
ongunstig uiterlijk, zoo men hem op zee of in een bosch ontmoette, voor
een struikroover of een boekanier zou aanzien, pocht op het bezit van
een Nieuw Testament (een Nieuw Testament in de latijnsche vertaling van
Erasmus) dat hij zorgvuldig heeft doen binden en met kleuren
versieren.[52]--"Een franciscaner bij ons in de buurt," verhaalt hij,
"voer gestadig tegen het Nieuwe Testament van Erasmus uit. Ik ging hem
spreken onder vier oogen, pakte met de linkerhand hem bij de haren en
deed hem de kracht van mijn regtervuist gevoelen. Zijn gansche bakhuis,
zoo takelde ik hem toe, was een bult. Is dat niet een bewijs dat ik het
evangelie liefheb? Daarna heb ik, bij wijze van absolutie, er hem nog
drie builen mede op den schedel geslagen;
|