zwakheid welke men de arme
menschelijke natuur ten goede moet houden. Hoe radeloos ongelukkig
zouden de monniken zijn, indien zij wisten wat Christus eigenlijk van
hen denkt!
Voor iemand die het wapen der ironie wist te hanteren was dit eene
gelukkige vondst, en Erasmus blijft niet in gebreke de ader te
ontginnen. "Indien een bisschop," gaat de schijnbaar zachtmoedige
Dwaasheid voort, "indien een bisschop overwoog om welke reden hij een
linnen overkleed draagt, blank als sneeuw: zinnebeeld van een smetteloos
leven; wat de verbindingsknoop tusschen de twee hoornen van zijn mijter
beteekent: eene volmaakte kennis van beide Testamenten, het Oude en het
Nieuwe; wat het schoeisel zijner handen: de zuivere en door niets
menschelijks verontreinigde bediening der sakramenten; wat de
herderlijke kromstaf: het zorgvuldig weiden der toevertrouwde kudde; wat
het vooruitgedragen crucifix: de zegepraal over alle menschelijke
hartstogten,--zou hij dan niet een verdrietig en kommervol leven leiden?
"Indien de opperste kerkvoogden, Christus' stedehouders, het leven van
Christus poogden na te volgen, zijne armoede, zijn zwoegen, zijn leeren,
zijn kruis, zijne doodsverachting: ware er dan op aarde een
droefgeestiger bestaan denkbaar? Wie zou zijn geheele fortuin opofferen
voor het koopen van den pauselijken rang? Wie door het zwaard, door
vergif, door allerlei geweldenarijen, in het bezit van het gekochte zich
willen handhaven? Geen paus met een grein wijsheid, een korrel van het
door Christus geprezen zout, zou dit verlangen. En zoo heeft de wereld
het aan mij te danken dat geen sterveling weelderiger en onbezorgder
leeft dan Hunne Heiligheden, die in voldoende mate Christus het zijne
meenen gegeven te hebben, wanneer zij te midden van symbolische en
schier bij het tooneel geborgde handelingen hun opperbisschopsbedrijf
uitoefenen. Wonderen verrigten, dit ware ouderwetsch; den volke het
evangelie verkondigen, een vermoeijend werk; den bijbel verklaren,
schoolmeesterachtig; bidden, tijdroovend; tranen storten, onwaardig en
verwijfd; armoede lijden, niet fatsoenlijk; geslagen worden, schandelijk
en onbestaanbaar met den rang van personen die te naauwernood de bloem
der koningen tot het kussen hunner gezegende voeten toelaten; sterven,
eindelijk, hoogst verdrietig; gekruisigd worden, een onuitwischbaar
schandmerk. Bouwvallige grijsaards worden er onder hen gevonden die den
krijgsmoed van jongelingen ten toon spreiden,[64] en noch hunne
s
|